dinsdag 17 augustus 2021

6.0 Geschut op de Wageningse Berg ?

Over de inzet van Duitse artillerie in mei 1940 bij de Grebbeberg geven de militaire archieven en publicaties relatief weinig bruikbare informatie. Typerend is hiervoor de schets voor de situatie op 11 mei bij 207.ID. De artillerie staat ergens tussen Wageningen en Renkum (bij het divisiehoofdkwartier), meer en nauwkeuriger wordt het hier niet aangegeven.

Bron: O. Weidinger, "Division Das Reich", pag. 45

In deze blog, een vorige (https://geschutopdewageningseberg.blogspot.com) en een daar nog onvolledige .pdf met dezelfde titel op https://www.grebbeberg.nl is veel nieuw materiaal verwerkt. Verschillende deskundigen droegen hieraan bij. Mijn beeld is nu het volgende.

In het begin van de gevechten bij de Grebbeberg had de Nederlandse artillerie een groot overwicht aan vuurkracht, in elk geval op papier. In de spits beschikte de Duitse aanvalsmacht over twee afdelingen geschut. Dat van II/SS AR (10,5 cm le FH 18) en van IV/AR 256 (15,0 cm s FH 18). Totaal 20 stukken van vijf batterijen, gemotoriseerd en van modern type. De derde batterij van IV/AR 256 ontbrak, die werd in het noordelijk deel van de Grebbelinie ingezet bij 227. ID. De bespannen eenheden volgden na. Hiervan de groep 322.IR met III/AR 207 (10,5 cm le FH 16) op de middenroute, richting Bennekom.

Door het lagere marstempo van bespannen afdelingen en de overvolle opmarswegen aan Duitse kant was er eerst nog een groot Nederlands overwicht aan artillerie. Dat kon niet worden uitgebuit. Niet bij de ondersteuning van de eigen infanterie (hoofdtaak van de divisieartillerie), evenmin bij de artilleriebestrijding (hoofdtaak van de legerkorpsartillerie). Zwak punt was de lengtespreiding van 50% van de projectielen die zelfs voor de 10 Veld 100 m of meer op grote afstanden was. Er werden ook weinig "lonende" doelen waargenomen en dan nog met voldoende zekerheid gepeild om ze kansrijk onder vuur te kunnen nemen. De Duitse prestaties met vijf batterijen modern geschut, in principe verder dragend en zuiverder schietend, waren trouwens niet beter.

De twee op de eerste gevechtsdagen beschikbare zware batterijen van 207.ID werden vooral ingezet voor het afgeven van storende vuren, voor artilleriebestrijding, en met de bedoeling Nederlandse verdedigingswerken te vernielen. Dat laatste lukte alleen bij de grotendeels open veldstellingen, niet bij de kazematten. In het algemeen liepen de kazematten in de Grebbelinie maar oppervlakkige schade op. Dat laatste werd ook bij de terreinbezoeken van de Commandant Veldleger en Kapitein der artillerie De Klerck geconstateerd. In de Militaire Spectator van juni 1940 werd met foto's onderbouwd dat aan Nederlandse zijde moedig was gestreden en dat op de kazematten hier vooral oppervlakkige schade van infanteriewapens zichtbaar was. De Duitse artillerie had de loopgraven in het Hoornwerk wel zwaar beschadigd en daarmee onbruikbaar gemaakt. Ook was het moreel effect van schokgolven en gierende projectielen op het verdedigend personeel groot geweest, zoals ook blijkt uit de gevechtsverslagen.

Het Duitse geschut bleef eerst nog achter de stadskern van Wageningen, buiten schietbereik van bijna alle Nederlandse artillerie. II/SS AR stond vermoedelijk nog niet meteen al in de van foto's bekende stellingen op de Wageningse Berg. Het stond zuid van de twee batterijen van IV/AR 256 in Renkum, volgens het gevechtsverslag aan de "noordwestelijke uitvalsweg". Een Duitse Lagenkarte geeft dat misschien ook aan. Volgens Renkumse ooggetuigen stond het 15,0 cm geschut vermoedelijk vanaf de vroege ochtend van 11 mei in de achtertuintjes van huizen aan de Don Boscoweg.

Rond dezelfde tijd kwamen de bespannen afdelingen artillerie op de Wageningse Eng aan, in het gebied oost van de Diedenweg. Het eerst  III/AR 207 zoals al aangegeven, een dag later nog III/AR 311 (15,0 cm s FH (lg) 13) en twee batterijen van II/AR 207 (10,5 cm le FH 16). Ook na deze versterkingen lukte het nog niet het Nederlandse vuur uit de Grebbelinie voldoende te doven. Er werd daarom meer en zwaarder geschut aangevraagd bij het buurkorps zuid van de Waal. Dat stond in de ochtend van 13 mei tot vuren gereed met twee batterijen van s Art Abt 735 (21 cm Mörser 18). Die werden volgens het volgend kaartje en aanvullende informatie geplaatst op de Wageningse Berg bij "Nol in het Bos" en bij landhuis "De Dorskamp". Deze stellingen werden op 13 mei door Nederlandse vliegtuigen gebombardeerd. Volgens een Duits dagboekverslag vielen de bommen net buiten de opstelling.

 

Bron: Bundesarchiv Militärarchiv RH 24-10/48

Op 12 mei werd IV/AR 256 in kleine echelons (stuksgewijs) naar voren geplaatst. Deze batterijen gingen naar het bosgebied van de Wageningse Berg. Vrij nauwkeurig werd herhaald een stelling van zwaar geschut bij landhuis "De Dorskamp" gepeild. Dat waren toen mogelijk de batterijen van III/AR 311 op de Eng. Vanaf 11 mei werd dit gebied door I-12 RA (10 Veld) verschillende malen onder vuur genomen. Door de onzekerheidsmarge in de peilingen en de geringe trefkans op de grens van het bereik van I-12 RA vond generaal Harberts dit eigenlijk maar grote munitieverspilling.

In de ochtend van 13 mei waagde de Duitse bespannen artillerie zich voor het eerst west van Wageningen. Hierbij kwam III/AR 311 zwaar onder Nederlands artillerievuur vanuit de Betuwe. Bekend zijn foto's van veldgraven aan de kop van de Wageningse Haven/Afweg. In de middag werd ook een colonne van vermoedelijk IV/AR 256 bij de Bornse Steeg ontdekt en onder vuur genomen door het 15 cm geschut van III-8 RA.

Duidelijk is zo, dat er in mei 1940 veel Duits geschut op de Wageningse Berg heeft gestaan, II/SS AR het eerst. Op 11 mei gaf die afdeling vuursteun aan I/SS "Der Führer", noord van de weg Wageningen - Arnhem. Later betrokken ook de zware batterijen van IV/AR 256 en s Art Abt 735 hier stellingen. IV/AR 256 stond (volgens vondsten daar) in de westrand van het bos, s Art Abt 735 volgens het kaartje uit het Bundesarchiv verder naar achteren.

De Wageningse Eng (het gebied zuid van Bennekom, tussen Diedenweg en Wageningse Berg) stroomde ook vol  met Duits geschut. Vanuit stellingen daar gaf III/AR 207 al op 11 mei vuursteun aan III/SS "Der Führer". Een dag later verschenen daar ook II/AR 207 (met twee batterijen) en III/AR 311.

Bij Wageningen nam de Duitse vuurkracht zo dag na dag toe. Het numeriek overwicht van de Nederlandse artillerie (die in het zuidvak van II LK over circa 60 vuurmonden beschikte) smolt bijna helemaal weg. Uiteindelijk zette 207.ID zes niet allemaal complete afdelingen in, met 58 vuurmonden. Totaal 32 stukken 10,5 cm le FH, naast 20 van 15,0 cm s FH en 6 van 21,0 cm Mörser. Bij drie afdelingen ontbrak een batterij omdat die op een ander gevechtsterrein werd ingezet (van II/AR 207 en IV/AR 256) of waarschijnlijk nog niet operationeel was (van s Art Abt 735). 

Bij X. AK werden voor de avond van 13 mei de volgende posities ingetekend. De bespannen afdelingen waren toen ver naar voren gebracht.

Bron: Bundesarchiv Militärarchiv RH 24-10/48

Update 27-08-21




zaterdag 19 mei 2018

5.9 Kanttekeningen

Op papier was het aantal vuurmonden dat elk van beide partijen kon inzetten op 13.5.40 kwalitatief en kwantitatief bijna in evenwicht. Aan Duitse zijde had men 58 stukken beschikbaar, waarvan 32 10,5 cm (van II. SS AR, II./AR 207, III./AR 207), 20 15,0 cm (van 10. en 11./AR 256 en III./AR 311) en 6 21,0 cm (van s Art Abt 735). Aan Nederlandse kant stonden 60 stukken, waarvan 24 7,5 cm (van I-8 RA en I-16 RA), 16 10,0 cm (van I-12 RA), en 20 15,0 cm (van I-15 RA en III-8 RA).

In werkelijkheid waren de verhoudingen waarschijnlijk behoorlijk scheef in Duits voordeel. 
Lang niet al het Nederlandse geschut was in het vak van 207.ID effectief inzetbaar. Er werd ook maar een klein deel benut. Bovendien was ook al wat uitval opgetreden. Hoe dat allemaal aan Duitse zijde was, is moeilijk in te schatten.

De Nederlandse geschutsopstellingen op deze gevechtsdag zijn op het volgend kaartje aangegeven.

Bron: Eigen bewerking MvO "De Strijd", Kaart C 13
De blauwe onderbroken lijn geeft hierbij de maximale reikwijdte (dracht) aan voor de vuurmonden 7 Veld in de voorste opstelling (van I-8 RA). De blauwe ononderbroken lijn geeft de dracht aan voor de vuurmonden 15,0 cm Hw lang 17 in de gearceerde opstelling hierachter (van III-8 RA).

Van belang is, dat de dracht van een stuk 7 Veld dan wel 10,5 km was (met een slanke brisantgranaat en maximale lading), maar het effectief bereik voor artilleriebestrijding veel minder. Hierbij speelde mede een rol dat de slanke granaat van 7 Veld maar in zeer beperkte mate in de munitievoorraad zat. In deze sector bestond de meerderheid van de munitie 7 Veld uit brisantgranaten met verminderde lading. Die hadden een dracht van maar 6,3 km. 
In het algemeen geldt ook, dat bij artilleriebestrijding het eigen vuur goed waargenomen moest kunnen worden om vuur op doel te brengen en te houden. Aan die voorwaarde werd maar zeer beperkt voldaan. Het bedekt terrein was lang niet overal goed in te zien.

Een indruk wat vanuit één van de  waarnemingsposten misschien te zien was in het voorterrein, geeft de volgende eigen foto. Deze is genomen vanaf een punt vlakbij de kruising Oude Veenendaalse weg - Bergweg.


Grote beperking was ook, dat de Nederlandse vuurmonden in geschutputten waren opgesteld en daarmee in hun zijwaarts bereik (vuursector) beperkt werden. Drie van de vier batterijen van I-12 RA waren daardoor nauwelijks inzetbaar in het vak van 207.ID. Ze stonden in hoofdrichting ongeveer noordoost (kompasrichting 8 (honderd)duizendsten, geschreven als 8 o/oo). Bij de artillerie werd een kompas gebruikt verdeeld in 64 (honderd)duizendsten. 0 o/oo = 64 o/oo hierbij voor noord, 16 o/oo voor oost, 32 o/oo voor zuid, 48 o/oo voor west.

Conclusie is, dat de Duitse artillerie eigenlijk alleen effectief west van Wageningen te bestrijden was. 
De tegenstander had op dit punt betere kansen. Met name met de Mörser van s Art Abt 735 en de mogelijkheid van vliegerwaarneming. Door stellingen te kiezen nog een paar km oost van Wageningen (behalve voor storend vuur ver buiten effectief bereik van de Nederlandse artillerie) had men zich echter ook grote beperkingen opgelegd. Uitwerking had boven eigen veiligheid moeten staan. Er werd aan beide zijden tegen deze artilleristische basisregel gezondigd.

De uitval door vijandelijk vuur of mechanische oorzaken is aan Duitse zijde niet bekend. Aan onze kant waren op deze gevechtsdag 7 stukken uitgevallen. In feite zullen daarom inderdaad niet veel meer dan de 6 door Duitse waarnemers vastgestelde batterijen die dag nog (intensief) hebben gevuurd. Dat waren batterijen van I-15 RA, III-8 RA en I-8 RA.


5.8 Verslagen

Vroeg in de middag van 13.5.40 kantelden de krijgskansen in de zuidpunt van de Grebbelinie definitief. De situatie bij de IVe Divisie van het IIe Legerkorps was hopeloos. De tegenaanval mislukt, de stoplijn doorbroken, de zwak bezette ruglijn niet lang te houden, want verse troepen die de vijand nog terug konden werpen waren er niet.

Bij 2-I-12 RA (een batterij 10 Veld in vooruitgeschoven stelling aan de Cuneraweg, bij de Dikkenberg zuid van Veenendaal, zie het volgend kaartje) drong dat besef nog niet goed door. Ze waren vanaf de middag van 11.5.40 zo nu en dan onder vuur gekomen van een vijandelijke batterij achter Wageningen. Eerst in schokvuur (vernielingsvuur), later in tijdvuur (storend vuur). Er werden scherven van gietijzeren projectielen gevonden. Vermoedelijk van de batterijen van IV./AR 256.

Bron: Uitsnede MvO "De Strijd", Kaart C 13
Vooral de dagelijkse problemen krijgen zelfs deze dag nog de aandacht in het gevechtsverslag van deze batterij (NIMH 502/018):

"In de morgen vertoont zich infanterie in het stellingterrein met opdracht om aldaar te patrouilleren ter beveiliging tegen parachutisten.
Vijandelijke vurende batterij gesignaleerd in richting k[aar]th[oek] 18.20 [iets zuidelijker dan pal oost]. Ligt echter buiten ons bereik (te veel naar rechts) [de batterijen waren in geschutsputten geplaatst en stonden vooral gericht op doelen in het aanvalsvak van 227.ID].
Bericht van de chauffeurs vanuit de groepsschuilplaatsen der normale stelling, dat zij onder vijandelijk artillerievuur liggen.
B[at]t[erij]o[fficier] meldt des morgens voorbijtrekkende eigen infanterie per rijwiel richting Veenendaal. Chauffeurs melden vluchtende infanterie zonder uitrusting, welke van Rhenen door de Remmersteinse bossen in paniek voorbijrent in de richting Elst. Berichten doorgegeven aan Afd.[elings]C[ommandant].
Circa 13.00 [uur] blijkt de telefoonverbinding met Afd.C. verbroken te zijn. Verbinding per ordonnans tot stand gebracht. [..]
Omstreeks 14.30 [uur] gaf Afd.C. opdracht tot batterijgewijze afmars naar de O van Amerongse Bos via Huize Prattenberg. Met de munitie-auto's werden 220 schoten meegenomen. De overige munitie bleef achter."

Heel anders van toon is het verslag van Kapt H. Ballot in het dagboek van 1-III-8 RA, een batterij 15 cm Hw lang 17 in stelling noord van Rhenen (NIMH 511/019):

"Om drie uur is alles weer op hun posten, zoals iedere ochtend [bij het aanbreken van de dag, klaar om in te grijpen bij een vijandelijke aanval]. Wachtmeester John confectioneert [stelt samen] de nodige munitie, en dat is geen klein beetje, want alles bij elkaar zullen we in diverse vuurstoten een half uur vuren, en al halen we er maar twee schoten per minuut uit met deze zware proppenschieters, dan gaan er toch heel wat uit. [..]
Even voor half vijf, nu nog vijftien seconden, 14, 13, 12, ....3, .....2, ....1, vuur!!!! En dan is het of hemel en aarde splijten. Rechts, links, achter ons, overal barst het prompt los [verschillende batterijen gaven voorbereide vuren af, bedoeld om het gebied van de eigen opmars bij de tegenaanval af te schermen]. De commandopost schudt en dreunt. Malten [batterijofficier] wordt even wakker. "Wat is er kapitein?" "Niks jong, vuur 655". "Oh", hij draait zich om en slaapt verder.
Na een half uur valt de stilte weer. Gaat het goed vóór ons? Van de waarnemingspost is niets te zien, ook niet van onze eigen troepen, maar het terrein is ook zeer bedekt [met struiken en bomen].
Helaas, van de [bij de aanval als steun gevraagde] vliegtuigen hebben we niets bemerkt. Een drietal G-1's zijn over komen razen, maar dat is al. [..]
Even later begint de middenbatterij weer te vuren. Ze hebben weer een doel te pakken. De afdelings-waarnemingspost Groene Bank is verlaten, sinds de Cadet-vaandrig Wynekes daar wat pijnlijk vandaan is komen zetten, met een stijve schouder van een matte scherf [een granaatscherf die bijna alle snelheid verloren had]. Luitenant Broekema als verkenner van de afdeling, en uitstekend met het voorterrein bekend, zit nu in een waarnemingspost vlak achter ons aan het kruispunt Oude Veenendaalse weg - Luxe Autoweg [weg gesloten voor vrachtverkeer]. Hij zit daar wel open en bloot, maar Broekema is niet weg te krijgen. Voortdurend kan hij waardevolle meldingen doorgeven. [..]
Even 6 uur wordt vuur 161 gevraagd, dit behoort echter niet tot mijn voorbereide vuren, al weet ik er wel de ligging van. Ik laat de afdelingspost weten dat wij "passen". Ik weet echter wat anders. Meer naar rechts in de richting van de grijze loods, het veilingsgebouw aan de haven van Wageningen moet een batterij staan die het ons lastig maakt. Ook in de nacht hebben we daar zien vuren. Trouwens, met vrij grote zekerheid hebben we het mondingsvuur gezien van een batterij die we peilen in de richting van Hotel de Wageningse Berg [II./SS AR ?]. De ontbrandingen corresponderen precies met de dan even later in onze richting neerkomende projectielen. Een ruwe berekening van geluid, snelheid en vluchttijd, bevestigt onze veronderstelling, dat deze batterij ongeveer bij het Hotel moet staan en dus buiten ons bereik ligt. We hebben de peiling doorgegeven aan de Afdelingscommandant. Als die hogerop belandt en ook van andere punten peilingen gegeven worden [deze peiling bevestigd wordt] zal onze legerkorpsartillerie [die vooral bedoeld was voor artilleriebestrijding en het afgeven van storende en verontrustende vuren] er wel mee kunnen afrekenen. [..]
De vijandelijke artillerie is blijkbaar in de nacht versterkt en meer en meer komen we onder vuur te liggen. Rechts voor ons gaan enige barakken in Achterberg in vlammen op, en overal zijn springpunten in de lucht en aanslagen. Het vuur wordt blijkbaar geleid door een vliegtuig dat ijverig af en aan vliegt. [..]
Het schijnt dat onze tegenaanval dood is gelopen en we moeten er weer uit voor een herhaling van [vuur] 655.
Het is een uur of negen. [..] De batterij van 16 RA heeft nu ook de vuurdoop gehad, en men is daar nog druk in de weer zich in te graven. De caissons [munitiewagens] staan naast de vuurmonden. Weer kruipt het vijandelijk artillerievuur nader. We zien het inslaan in de richting van de overweg. Ook over en boven ons suizen en springen de projectielen en de scherven ritselen door het bladerdak. [..] In onze [schuilnis van] 2 kubieke meter zitten nu 14 man. [..] Bij ieder projectiel dat overgiert en vlak om ons heen springt, drukt de massa zich dieper en vaster in de nis [..]. Het zwaartepunt ligt gelukkig meer links op de linkervleugel van de batterij en in het bos daarachter even voor de wallen van onze middenbatterij.
Weer zwelt het vuur aan, links van ons knapt een veertig centimeter dikke beuk als een lucifer af. Het feest stijgt ten top als er een treffer komt in een stapeltje munitie geheel links, en na detonatie de boel daar gaat branden. [..] Als dit zo een halfuurtje geduurd heeft, wordt het stil. Voorzichtig komen de mannen te voorschijn. [..] Ik ga snel naar de batterij [..]. Als ik er aankom is de batterij fanatiek aan het vuren. Het blijkt dat Luitenant Malten op de commandopost het bevel gekregen heeft de batterij klaar te stellen op vuur 143. Dat ligt op de Grebbeberg!!!? [..]"

De meldingen van Lt Broekema en zijn collega's hebben vooral betrekking op vijandelijke bewegingen waargenomen in het voorterrein tot de westrand van Wageningen. Tot daar zijn voor de batterijen van 8 RA vuren voorbereid. De vuurkaart van 1-III-8 RA zag er zó uit:

Bron: Kaartmateriaal www.grebbeberg.nl
Over de voorbereiding en het verloop van de tegenaanval heeft Elt J. Hogenhout een indringend gevechtsverslag geschreven (NIMH 514/042). Een paar korte citaten hieruit:

"De oorspronkelijke bedoeling schijnt te zijn geweest dat er zou worden aangevallen om half vijf 's morgens (op dat moment begon ook onze eigen artillerie te vuren en vlogen enige Hollandse vliegtuigen ter ondersteuning van de aanval over ons heen), maar in de practijk kwam het er op neer dat we eerst plm half acht - dat is dus op klaarlichte dag - in ons eigenlijk aanvalsvak, een nagenoeg open en onbedekt terrein, aankwamen. [..]
Na korte tijd werd ons artillerievuur door de Duitsers beantwoord, zodat boven ons hoofd de granaten heen en weer vlogen (dit hield de hele dag zo aan). Reeds aanstonds ondergingen wij ook de vuurdoop, doordat enkele granaten in ons compagniesvak insloegen, waarvan één voltreffer 3 slachtoffers eiste [..]
Ook onze blijkbaar op het viaduct in stelling gebrachte zware mitrailleurreserve ging een woordje meespreken zodat ook de projectielen daarvan over ons heen floten. [..]
Na het verband opnemen [met het linkerdeel van de compagnie] gingen we weer voorwaarts, maar aangekomen bij een groot gebouwen-complex bestaande uit een molen, maalderij, magazijn, woonhuis, kantoor, kelderruimte en schuren, werden wij daar plotseling onthaald op een zeer intensief [Duits] artilleriebombardement dat wonder boven wonder niet direct de maalderij trof, maar toch de naaste omgeving absoluut ontoegankelijk maakte. Toen wij trachtten uit deze groep gebouwen tijdens een vuurpauze weer voorwaarts te gaan, bleken wij te staan voor een uitgestrekte, langzaam naar de heuvelrug (ons aanvalsdoel) naar boven gaande, open terreinvlakte, die ons weinig of geen gezichts- of vuurdekking bood en waarin wij onmiddellijk mitrailleurvuur ontvingen. [..]
Intussen observeerde ik het voorterrein en liet nu en dan de bomengroepen op de heuvelrug, waarin ik beweging bespeurde, met de lichte mitrailleurs bevuren. Onderwijl was [..] ons eigen artillerievuur enigermate toegenomen en lieten onze jachtvliegtuigen zich nog een keer zien. Het vijandelijk vuur werd er echter geen ogenblik minder door. Nochtans ontving ik bericht dat de voorwaartse beweging weer hervat moest worden. [..]
Nadat wij weer een paar honderd meter waren voorwaarts gekropen en geslopen, merkte de vijand onze hernieuwde aanvallende beweging echter al weer op; een lichtkogel ging op en nog geen halve minuut daarna viel op onze directe omgeving weer artillerievuur. [..]
De eerste paniektekenen begonnen zich bij mijn mensen te vertonen en de vragen kwamen los of wij nu ook maar niet zouden teruggaan, het gaf toch allemaal niets. [..] Plotseling werd er geroepen: "We worden omsingeld, we worden omsingeld !". Toen waren mijn jongens niet meer te houden en besloot ik de verantwoording op mij te nemen om terug te trekken tot aan de spoordijk. [..]"

Het volgend kaartje geeft vooral de botsing tussen de Nederlandse en Duitse aanvalsgroepen weer.
De ovalen linksboven geven door Nederlandse troepen nog bezette stellingen aan. De strepen en rechthoeken de vooral in het voorpostengebied door eigen artillerie afgegeven vuren.
In de hoek linksonder is de ruglijn getekend bij Rhenen met de daarin gegroepeerde eenheden.

Bron: Sectie Militaire Geschiedenis, "Beknopt Overzicht", Kaart XIII
 De luitenant vervolgt:

"Ik gaf opdracht tot ordelijk en zo gedekt mogelijk terugtrekken en waarschuwde voor de eigenaardige, hier en daar langs de bermen zichtbare, lichtkleurige zandplekken, die wel eens landmijnen zouden kunnen verbergen. Het viel mij intussen op dat onze artillerie zich toen reeds zwakker deed horen. Bij het ontmoeten van andere teruggaande afdelingen ontaardde onze terugtocht, ook bij mijn sectie in een wilde vlucht, welke eerst weer luwde toen wij terugkwamen bij de spoordijk, waar we die morgen onderdoor getrokken waren. Gezamenlijk met enkele andere officieren die ik daar aantrof, trachtten wij de terugstromende soldaten weer in enige tirailleur-, mitrailleur- en mortierverbanden te reorganiseren. We waren daarmee doende [..] toen wij plotseling werden overvallen door een massale aanval van loeiende, laagdalende, mitraillerende en bommenwerpende vijandelijke vliegtuigen (Stuka's), die onze pogingen verijdelden, want het werd natuurlijk een "sauve-qui-peut". [..]"

In de middag besloten IV Div en II LK de Grebbelinie te ontruimen, maar nog te trachten defensieve stellingen in te nemen west van Elst. In de avond kwam bevel van de OLZ terug te trekken op de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Die massale troepenverplaatsing werd onder dekking van het nachtelijk donker en ochtendmist uitgevoerd.





donderdag 17 mei 2018

5.7 Fotoboek

Bron: Fotocollectie www.grebbeberg.nl

Bron: Fotocollectie www.grebbeberg.nl

woensdag 16 mei 2018

5.6 Zwerfbatterijen ?

Uit KTB's en een enkele foto wordt duidelijk dat de Duitse artillerie op 13.5.40 op verschillende plaatsen (bij verplaatsingen naar voren, of in veilig geachte stellingen) onder vijandelijk geschutvuur kwam. Lang niet altijd op basis van duidelijke waarnemingen. Ook door afgegeven storende en afsluitingsvuren.

Een nog altijd wat raadselachtige melding is van de Korpsveterinair (IVc) in zijn KTB even voor 17.00 uur deze dag. Duidelijk is dat de twee afdelingen die ingezet zijn als steun voor IR 322 zwaar onder vuur zijn gekomen. Dat feit is niet goed te koppelen aan de in nederlandse bronnen geregistreerde afgegeven vuren. Vooral omdat het in de nacht zou zijn gebeurd. Er staat:

"Telefoon van de veearts van 207.ID: Bij III./AR 311 zijn in de nacht van 12. op 13. 60 paarden uitgevallen (40 dood, 20 gewond). Ook bij andere eenheden vrij grote verliezen (aanval op de Grebbelinie)".

In het dagrapport van Oberst Metger (Kdr AR 207) staat hierover:

"Er was maar weinig activiteit van [vijandelijke] artillerie - alleen vliegacties. Voorste stellingen kwamen onder storingsvuur op Wageningen en het gebied west [en oost ? daarvan]. Daarbij werden de achterwaartse delen [paarden en trossen] door zware artillerie beschoten. [..]
III./AR 311 had door vijandelijke beschietingen grote verliezen aan paarden (40 dode, [onleesbaar] gewonde paarden). III./AR 207 2 dode 11 gewonde paarden. De uitval aan onderofficieren en manschappen door vijandelijke acties was in het regiment tot nu toe totaal 3 doden. Daarvan 3 onderofficieren."

De verliezen aan personeel uit de laatste regel zijn ook vastgelegd op een foto, gemaakt aan de kop van de Rijnhaven in Wageningen.

Bron: www.grebbeberg.nl

Het KTB van 10. en 11./AR 256 geeft nog wat meer bijzonderheden over de gebeurtenissen, speciaal bij deze eenheid.

"Gevechtspost [RK] Kerk Wageningen [..] Om 4.20 uur vindt een aanval plaats door laag vliegende vliegtuigen op de stellingen van de 10e batterij. Afweer door MG en geweervuur. Geen verliezen.
Tegen 7.00 uur begint een hevige beschieting met lichte en middelzware kalibers op het centrum van Wageningen, waarbij een gevechtspost van de afdeling twee voltreffers krijgt. Gewond wordt de officier-verkenner van de 11e batterij (Leutnant Schmitt) met 5 granaatscherven, en ook 2 radiomensen van de 11e batterij. De commandant van de kolonne (Hptm. Schmiedel) wordt door granaatscherven gewond. [..]
[10.20 uur] 10e en 11e batterij worden met middelzwaar kaliber vaak als in vuurovervallen beschoten. De commandant van de afdeling [Major Andreae] geeft aan de 10e batterij bevel om stuksgewijs de wisselstelling die in noordoostelijke richting ligt te betrekken. [..]
[12.20 uur] Aanval door 5 laag vliegende vijandelijke vliegtuigen eindigt met het neerhalen door Duitse jachtvliegtuigen."

Mogelijk kwam de verplaatsing van 10./AR 256 onder vuur bij Bornse steeg. Zie het volgend kaartje waarop de door nederlandse artillerie afgegeven vuren voor deze gevechtsdag zijn ingetekend.

Bron: Eigen bewerking, ondergrond originele stafkaart Elt. T.L. Houdret 1-I-15 RA
Van Duitse zijde werd vermoed dat het vijandelijk vuur vooral afkomstig was van 6 batterijen die vaak van stelling wisselden ("Wanderbatterien", zwerfbatterijen). Generalmajor Walter Büchs (Arko 22) zette hierover in zijn dagrapport:

"Wageningen en de zware batterijen lagen van tijd tot tijd onder zwaar artillerievuur, blijkbaar van zwerfbatterijen. Wageningen werd in brand geschoten. De afdelingsstaf Mörser werd uit een gevechtspost weggeschoten.
De waarnemingsafdeling stelde 6 batterijen vast, die met IV./256 en Mörser afdeling onder vuur genomen werden. Elke keer verdwenen de beschoten batterijen en kwamen op een andere plek weer tot vuren."

Over het latere verloop schreef hij nog:
"Vanaf ongeveer 14.00 uur zwijgt de vijandelijke artillerie. Om 15.20 uur begint die weer met licht kaliber in de omgeving van de Grebbeberg te schieten. Verkenningsstaven van IV./256 en Mörser afdeling naar voren gestuurd op de Grebbeberg."


dinsdag 15 mei 2018

5.5 Artilleriebestrijding

Uit het artilleriebevel voor 13.5.40 van Generalmajor Walter Büchs is bekend dat aan Duitse zijde die dag voor bestrijding van vijandelijke artillerie drie eenheden werden ingezet. De afdeling II./SS AR, de batterijen 10. en 11./AR 256, en de Mörser van s Art Abt 735.

Artilleriebestrijding is alleen mogelijk met goede waarneming, om het vuur op doel te brengen en te houden. Daarvoor zijn hoge punten met vrij uitzicht in het voorterrein nodig. Bij 12 m hoogte is het zicht ongeveer 12 km, bij 20 m hoogte al 16 km, als het tenminste helder genoeg is.
In Ede, Bennekom, en Wageningen zijn verschillende hoge gebouwen gebruikt door Duitse waarnemers. Zeker is dat voor de eerste twee van de volgende drie torens. Deze objecten zijn alle onder vuur van Nederlands geschut gekomen. De RK Kerk eigenlijk onbedoeld.

Generalmajor Büchs (Arko 22) voerde vanaf ongeveer 15.20 uur 12.5.40 het bevel over alle artillerie van 207.ID. Hij bracht behalve zijn staf en s Art Abt 735 ook de rest van de waarnemingsafdeling Bb 30 mee. Een lichtmeetgroep was al eerder aangekomen en ingezet. Samen met artilleriewaarnemings-vliegtuigen waren tot nu toe ongeveer drie batterijen opgespoord. Dat was maar een klein deel van wat er werkelijk aan Nederlandse kant was ingezet. Voor deze dag werden betere resultaten verwacht. Er werden nu immers drie opsporingsmethoden naast elkaar gebruikt. Vliegtuigwaarneming, lichtmeting en geluidmeting.

Deze dag krijgt 10./AR 256 lichtmeting en vliegtuig(en) toegewezen, 11./AR 256 geluidmeting. s Art Abt 735 heeft opdracht vastgestelde vijandelijke batterijen onder vuur te nemen.
Bij lichtmeting zijn nu vijf posten ingericht, twee meer dan de vorige dagen. Ze worden aangeduid met een kleur. In een verslag over de gang van zaken bij Bb30 klinkt de hectiek, maar ook de trots op de geleverde prestaties, door:

"13 mei 1940. Sinds drie dagen loopt ons grote offensief. [..] De eerste sterke hindernis die onze opmars belemmert is de Grebbestelling. [..]
Het is de B[eobachtungsabteilung] 30 die hier op de beslissende plek ingezet is, onze afdeling. Gisteren, in de avonduren, werden we uit onze gereedstelling die enige km oost van Arnhem lag, gehaald. In snelle vaart ging het door Renkum. [..] We lieten de stad achter ons en hadden na korte tijd ons doel bereikt - meetpost Rood. De chef van de meetpost, Onderofficier Mau, zocht juist een gunstige plek voor de opstelling. Het ging langs enkele boerenhoeven, soms bewoond, soms onbewoond. Na wat langer zoeken was een gunstige plek gevonden, op de zolder van een huis. Van hieruit hadden we een goed uitzicht, dit keer hoefden we onze mast van 20 meter dus niet op te zetten. We gingen naar onze auto terug en reden over Wageningen naar de meetcentrale [..] snel gecamoufleerd en dan nog een paar uur op één oor.
Lang duurt de slaap niet [..]. In het vale grijs van de dag die aanbreekt tekenen zich vlakbij de omtrekken af van de wagen van de meetcentrale. Door het aangehangen tentzeil schijnt wat licht, daar wordt gewerkt. Peiling na peiling is per radio in de nacht van de meetposten Zwart, Wit, en Rood binnengekomen. Nu moet het grote aantal peilingen gesorteerd worden naar metingen die bij elkaar horen. [..]
Ik hoor dat ongeveer 100 m voor ons een zware batterij 21 cm Mörser staat, die moet je gezien hebben. [..]
Plotseling horen we een gebrom in de lucht dat heel vlug over gaat in een jankend geluid - vliegtuigen. We herkennen al drie vliegtuigen die heel laag over de toppen van de bomen verschijnen. Vuistdikke zwarte punten worden zichtbaar, vallen, de ene na de andere. Nu moet de eerste de grond bereikt hebben een overluid geknal, nog eens, nog eens en weer, een sterke druk komt op de oren - vliegtuigbommen. De Flak blaft ineens als een gek, zwijgt en blaft weer. Zoals we later horen is één van de vliegtuigen neergeschoten [..]. 40 tot 50 meter van het rechter stuk zijn de bommen ingeslagen, ze hebben geen schade aangericht [..].
Intussen was het nu licht geworden, en met de beginnende dag kwam nu ook het front tot leven. Het geschutvuur dat gedurende de nacht bijna helemaal had gezwegen, zette nu met versterkte kracht in. Al vlug horen we ook op wat grotere afstand de inslagen van het vijandelijke geschut. Het nam vooral onze meetpost Wit zwaar te pakken, die in de toren van de kerk van Bennekom zat. Alle meetposten leverden eerste klas werk, ze konden het mondingsvuur van de hollandse batterijen in de Grebbestelling waarnemen. Peiling op peiling werd bij ons weer opgenomen en beoordeeld, vuurbevelen gingen naar onze batterijen.[..] Steeds meer zwol het vuur van onze batterijen aan, en steeds minder vaak kwam het antwoord van de overkant. Toen waren er nog drie batterijen die ons met ijzeren discipline hun barstende groeten toezonden. Ze waren niet te verkennen door de meetposten, men kon alleen de richting van waaruit het geluid kwam vaststellen en peilen. En toch kon bij ons in de meetcentrale een heel nauwkeurige plaats worden bepaald. Weer gingen er vuurbevelen uit, dit keer aan onze Mörser [..] Zwetend sleepten de kanonniers hun twee ton wegende projectielen naar de stukken - betongranaten. Korte vuurbevelen - een onheilspellend knallen, fluiten, ruisen, beven, orgelen en dan weer een doffe klap. Ze zijn er, de een na de andere, en ze hebben doel getroffen."






maandag 14 mei 2018

5.4 Het oprollen

De stellingen noord van de Grebbeberg waren vooral veldstellingen, net als in het voorpostengebied vanwege de inundatie in ophoging gemaakt. Mitrailleurnest en de slaap- en schuilnissen waren gedekt door hout, zand, en aarde. Daarmee "scherfvrij", d.w.z. dat het personeel hierin voldoende beschermd was tegen de scherven van granaatvuur. Dit soort stellingen was niet bestand tegen voltreffers van zwaar geschut. De geweerposities en loopgraven waren open.
Een foto van de stelling van Sgt Vink is opgenomen in par. 3.8. De inrichting van zo'n stelling is weergegeven op het volgend schetsje.

Bron: Dagboek Sgt Vink, NIOD en www.grebbeberg.nl
Links op het schetsje het mitrailleurnest, rechts de geweerposities. In front was de stelling beschermd door prikkeldraad.

Het volgend kaartje (situatie van 11.5.40) geeft aan hoe de verdediging in het tussengebied was ingericht. De stelling van Sgt Vink is in rood gemarkeerd. Niet alle posities waren op 13.5.40 meer bezet. Op de Grebbeberg stond geen artillerie meer. Ook waren enkele secties infanterie, of delen daarvan, verplaatst. Onder meer naar stellingen in Rhenen aan de spoorlijn bij paal 25.

Bron: Eigen bewerking MvO "De Strijd", Kaart C4 (situatie 11.5.40)
Bij het oprollen van de stellingen werd nogal eens buitensporig fysiek geweld gebruikt. Krijgsgevangenen moesten op veel plaatsen hand- en spandiensten verlenen onder eigen en vijandelijk vuur, of werden ingezet als menselijk schild.
In minstens drie bekende situaties lijken krijgsgevangenen zelfs vierkant na overgave te zijn neergeschoten (als represaille voor gesneuvelde kameraden ?). Bij het laatste moeten de namen van Migchelbrink, Van Liempd, en van de slachtoffers bij "Rust Wat", worden genoemd. In die gevallen liet SSDF zich van zijn zwartste en meest meedogenloze kant zien.

Ongetwijfeld kostte het de officieren bij SSDF soms ook moeite de mannen in gevechtssituatie goed in de hand te houden. Vooral als aan één kant van de stelling een witte vlag was getoond en in een andere hoek werd doorgevochten, of het vuur uit onverwachte hoek weer oplaaide. Het lijkt erop dat daarom voor alle zekerheid bij het oprollen bijna standaard na overgave nog een handgranaat werd geworpen in de stelling, en in schuil- en slaapnissen.

In alle hoeken en gaten zag men vijand, ook als die er niet was. De KTB's, vooral de latere verslagen, zijn doorspekt met voorbeelden daarvan. Als sterkste de "verovering" van het ontruimde Wageningen en het al voor een groot deel ook door vijandelijke troepen verlaten Rhenen. Voortdurend was men beducht op schutters vanuit bomen en heggen, ook vanuit de achterhoede. Zelfs Hptm Rechlin heeft zich in zijn gevechtsverslag van 207.ID ("Mit Pommern und Ostmärkern in fünf Tage von Emmerich nach Utrecht") daaraan schuldig gemaakt:

"Een razend vuur uit de stelling noord van deze plaats en Rhenen zelf sluiten het nastoten door sterke krachten naar Rhenen uit. Dak- en boomschutters van de tegenstander vechten uiterst kundig ook nog in de rug van de voorste delen van de bataljons Freyher en Graf von Rittberg [I. en III./322] die in de aanval met elkaar versmolten zijn. [..]
Rhenen in vloeit de eerste strijdgroep van Graf von Rittberg [I. en III./322]. Verbitterd vecht de tegenstander om elk huis. Te laat ! Gesteund door de pantserverkenningswagens van het SS-regiment, vooral in de strijd tegen dakschutters, bereikt de massa van de strijdgroep Graf von Rittberg om 20.15 uur de westrand van Rhenen. De brandende huizen verlichten het voorterrrein. Overal vallen nog schoten."

Was dit een stukje eigen overtuiging of dichterlijke vrijheid ?






5.3 Hoofdlijn

De gebeurtenissen hadden deze dag een bijzonder chaotisch verloop. Overzicht ontbrak. Uit de meldingen vastgelegd in KTB's met bijlagen is geen duidelijke lijn te ontdekken. De aanvallende groepen raakten door elkaar. De vastgelegde berichten spreken elkaar hinderlijk tegen. Bijvoorbeeld over wanneer de aanval werd ingezet, wie wanneer de groep Wäckerle heeft ontzet, en of SSDF nu wel of niet indraaide richting Rhenen om IR 322 over de spoorlijn te helpen.

Volgens Artilleriebevel van Arko 22 Generalmajor Walter Büchs zou deze dag in breed front worden aangevallen met twee regimenten naast elkaar. IR 322 links, SSDF rechts. Scheidingslijn tussen beide regimenten over de "r" van Laarser Berg, verhoogde spoorbaan 1,5 km noord van de Rijn, "B" van Remmersteinse Bos, "S" van Sparreboomse Berg.
De infanterie moest bij het aanbreken van de dag, om 4.20 uur, gereedstaan voor de aanval. Die zou worden gesteund door II./SS AR (vak SSDF) en AR 207 met minstens twee afdelingen, waaronder één zware (vak IR 322). Vastgestelde vijandelijke artillerie werd met 10. en 11./AR 256 en s Art Abt 735 bestreden. De groep Metger (II. (min 5.), en III./AR 207, III./AR 311) veranderde van stelling. Om 9.20 uur waren alle batterijen gereed gemeld om te vuren.

Hiermee is het aanvalsplan helder. Over de uitvoering door SSDF bestaat ook wel meer duidelijkheid.
I./SS DF zette de aanval al vroeg in de ochtend in (in de stukken staat dat "in een harde nachtelijke strijd met handgranaten en blanke wapens de eerste stellingen werden veroverd") vanuit de stellingen aan de Grift. De twee andere bataljons zijn waarschijnlijk later gestart. De aanval werd (tot in de late middag) niet verder doorgezet dan tot punt 58. Zie het volgend kaartje.

Bron: Eigen bewerking, Kaartmateriaal www.grebbeberg.nl
Vreemd genoeg is de Nederlandse tegenstoot met vier bataljons blijkbaar niet zo aan Duitse kant ervaren. Aangetekend is in het KTB van 10. en 11./AR 256 wel:

"Vanaf 11.50 uur is I./SS "DF" in opmars naar de bunkerlinie.  Een sterke vijandelijke troepenverplaatsing wordt met de 10e en 11e batterij onder vuur genomen. Dat leidt tot het als in een vlucht verlaten van een verdedigingslijn."

Over hoe de stellingen noord van de Grebbeberg door SSDF opgerold werden is ook weinig concreets opgetekend. Aan nederlandse kant (zijn stelling lag vlakbij Heimerstein, zie par. 5.4) schreef Sgt Vink in zijn dagboek:

"Maandag 13 Mei 1940. Tweede Pinksterdag. Bij het aanbreken van de dag konden we het voorterrein weer overzien. We waren nu bijzonder op onze hoede, daar we elk ogenblik iets verwachten konden.
In het voorterrein konden we niets ontdekken. Wel meenden we rechts van ons op grote afstand op de Grebbeberg iets te zien bewegen. Zekerheid hadden we echter niet. Omstreeks half acht ontdekten we [vanuit het rechter steunpunt van de sectie van vaandrig Emous] de groep van Nijlunsing [die in het middelste steunpunt gevangen genomen werd]. Nog een ogenblik haalden we de mitrailleur uit het mitrailleurnest en plaatsten deze achter bij de uitgang, waar we een enkel schot losten. Het bleek evenwel dat we geheel zaten ingesloten en tegenstand dus volkomen nutteloos zou zijn.[..]
Ik bond mijn zakdoek aan mijn bajonet en stak mijn geweer omhoog. Daarna wachtte ik in het mitrailleurnest het verdere verloop af. Het duurde nog enige tijd voor de Duitsers bij ons waren. Ongeveer [om] acht uur waren zij onze stelling genaderd en wierpen een handgranaat naar binnen. [..] Ik zag een vuurstraal en wist zelf niet of ik door scherven in mijn gezicht geraakt was of niet. [..] Voorzien van een witte zakdoek die ik voor me uithield, verliet ik de stelling, waarna de anderen mij volgden.
Tijdens de overgave werden Berendsen D.J. en een soldaat van de Pag door een schot gewond. [..] Zo maakten wij kennis met de Duitse stoottroepen, SS-mannen [..]. Ze gingen vreselijk tekeer en schreeuwden terwijl ze hun geweer op ons gericht hadden. D'raus, d'raus, laufen, laufen, schnell, schnell, hop, hop, hop. Hände hoch. [..] We kwamen terecht op de deel van boer Willemse, waar Lt Emous, Sgt Wenting alsmede de groepen van Helmens en Nijlunsing zich bevonden. We moesten erbij gaan staan met de handen omhoog. Dr Bakema was bezig de gewonden te helpen. Direct werden door de Duitsers maatregelen genomen, de gewonden van beide zijden op te halen van het slagveld. Ikzelf moest met enkele anderen een gewonde Duitser uit de stelling van Helmens halen. [..] Tijdens deze werkzaamheden ging het mitrailleurvuur van de Grebbeberg steeds door. In onze omgeving zagen we nog een brandende boerderij. Vervolgens werden we naar Heimerstein gebracht, waar we op een open grasveld, voor het huis in twee rijen naast elkaar moesten gaan liggen, met het gezicht naar de Heimersteinse laan."

De volgende foto is daar waarschijnlijk wat later op de dag gemaakt.

Bron: Collectie j.f.d. bruinsma, www.grebbeberg.nl

zaterdag 12 mei 2018

5.2 Kantelpunt

Vooral nu hadden X.AK en 207.ID een werkelijk beslissend resultaat nodig. Twee keer was al een groot succes van SSDF doorgemeld dat kort daarop moest worden herroepen. De eerste gevechtsdag, dat de Grebbeberg was bereikt. Gisteren, dat de Grebbeberg genomen was. 
Het Korps geloofde er steeds minder in dat een doorbraak hier nog zou lukken. Er was in deze sector het uiterste gedaan om meer, en vooral zwaardere, artillerie beschikbaar te stellen. Het versterkte 207.ID beschikte nog altijd over twee van de drie batterijen 15,0 cm s FH 18 van IV./AR 256 en had nu ook de twee batterijen 21,0 cm Mörser 18 van s Art Abt 735 (oorspronkelijk ingedeeld bij het zuidelijk buurkorps in 18. Armee, XXVI.AK) toegevoerd gekregen.

In de avondmelding van X.AK van 12.5.40 stond:

"207.Div heeft de Grebbeberg in de middag veroverd en rukt verder op in de richting van Amerongen."

Dat bleek een ernstige vergissing. Al bleef men in de morgenmelding van 13.5.40 hoopvol, meer dan voortzetting van de aanval (over de Grebbeberg naar Amerongen) kon niet worden beloofd. In elk geval werd een goede artillerievoorbereiding nodig gevonden.

Tegen 21.00 uur wordt het dagverloop bij 207.ID in de rapporten van X.AK als volgt geschetst:

"207.Div vergrootte in de loop van de ochtend de gisteren bereikte doorbraak op de Grebbeberg met inzet van IR 322.
In de middag werd na artillerievoorbereiding en luchtaanval met het Fliegerkorps Pouzier [Putzier] de aanval voortgezet en bereikte [de divisie] tot de avond bij SS Rgt "DF" [het buurtschap] De Dijk, bij IR 322 de spoorlijn oost van Rhenen. Om het bezit van Rhenen wordt nog hevig gevochten."

Hptm Rechlin geeft met het volgend kaartje een nog positiever beeld van de situatie in de avond van 13.5.40. De doorbraak lijkt hierop, over de spoorlijn, al een heel eind gevorderd.

Bron: O. Weidinger, "Division Das Reich", pag. 55

Het succes wordt daarbij, zo op het oog, vooral aan IR 322 toegerekend. In woorden uit Rechlin zich, als inlichtingenofficier van de divisie, heel wat genuanceerder. Vooral in het uittreksel KTB 207.ID van zijn hand. Hierin zegt hij over het plannen van de divisie:

"Voor deze nacht: Vasthouden van het bruggenhoofd aan de andere oever van de Grift met navoeren van versterkingen. Voor morgen vroeg: Voortzetten van de aanval uit het bruggenhoofd in de richting van Rhenen en uit de omgeving noordwest van Wageningen (I./SS) over de Grift richting Achterberg. Eerste aanvalsdoel: de spoorlijn noordoost en oost van Rhenen. Inzet:
IR 322 op het zwaartepunt in de richting van Rhenen. SS-Rgt "DF" met I. en II./SS voor het oprollen van de stelling noord van de Grebbesluis, verbreden van het bruggenhoofd in de richting van Achterberg en bescherming van de noordflank van IR 322. III./SS wordt onttrokken."

Over het verloop van de nacht van 12.5 op 13.5 zegt hij:

"Tegenaanvallen vinden niet plaats. De aflossing van III./SS door I. en III./IR 322 is in de vroege ochtend voltooid. III./SS staat ter beschikking op het zuiddeel van de Grebbeberg. Delen van III./SS, daaronder Kdr, zijn erin geslaagd in de nacht door te dringen tot de spoorlijn oost van Rhenen."

Over het verloop van de gevechten daarna tot laat in de avond zegt Rechlin nog:

"IR 322 heeft [..] met III.Batl 11.20 uur de in het oostdeel van Rhenen met 40 man ingesloten Kdr III./SS ontzet. [..]
13.20 uur - Stuka-aanval door de Gruppe Putzier op de vijandelijke stellingen west van de spoorlijn Veenendaal - Rhenen, in het bijzonder op het hogere terrein noord van Rhenen en op stellingen van batterijen. Goede uitwerking. Tegenstander loopt voor een deel over en verlaat voor een deel overhaast, als op de vlucht, de stellingen. Het lukt [ons] echter niet de spoorlijn te overschrijden."

Een aanval van III./IR 322 (zuid) en I./IR 322 (noord) in de richting van het hogere terrein van Rhenen (Vreewijk) blijft in de middag nog steken voor de oostrand van de spoorlijn. In de avond lukt dat wel. Even na 20.30 uur wordt de westrand van Rhenen bereikt en is de beoogde doorbraak daarmee een feit. Meteen volgt hierop het bevel aan IR 322 om de vervolging in te zetten over Elst - Amerongen-Doorn naar Utrecht. Aan IR 322 worden daarvoor 2 pantserverkenningsvoertuigen met motorrijders toebedeeld, onder bevel van Utstf Schneider.
SSDF hoeft niet meer in te draaien naar Rhenen. Zij krijgen nu de taak om ook de vervolging in te zetten en daarbij de rechterflank van IR 322 te beveiligen.

In de stukken van SSDF wordt de eigen rol veel zwaarder aangezet. Vermoedelijk ook niet helemaal zonder grond. Daarom nog enkele passages uit "Division Das Reich" als aanvulling.

"Het Regiment DF heeft van de divisie bevel ontvangen met I. en II./DF de vijandelijke stellingen naar het noordwesten toe op te rollen. Het begin van de aanval wordt voor beide bataljons op 10.50 uur vastgesteld. [..]
Na de noodzakelijke hergroepering zetten de stoottroepen van I./DF de aanval in op de flankerende hollandse stellingen noord van de Grebbesluis. Daarmee is eindelijk de invloed van de vijandelijke infanteriewapens op de [aanvoer van versterkingen langs] de straatweg Wageningen - Grebbesluis uitgeschakeld. Doel van de aanval is Horst. Na een Stuka-aanval lijkt de verdedigende kracht van de tegenstander minder te worden, en zo komen de stoottroepen goed vooruit. [..]
Zo ongeveer bij sterkte 58 stopt de voorhoede van I./DF en zet beveiligende posten uit.
Langzaam, maar zeker en taai [doorzettend], hebben de stoottroepen van II./DF zich een weg naar Achterberg gebaand. Ze worden hierbij voortreffelijk door de zware wapens van het regiment en de batterijen van II./SS AR gesteund.
AR 207, versterkt door een Mörser-batterij [s Art Abt 735] en een zware veldhouwitserafdeling [10. en 11./AR 256] van X.AK opent in deze tijd [in de morgen] het uitwerkingsvuur op de opnieuw bezette vijandelijke stellingen [op de Grebbeberg] en op Rhenen (jammer genoeg ook op de nog altijd afgesneden delen van III./DF en Kradschützen). Onder de zwaarte van dit granaatvuur ontruimt de tegenstander de voorste loopgraven noord van de straatweg en oost van het dierenpark. Deze stellingen worden nu door IR 322 bezet. Maar verder stagneert hier de aanval tot de vroege middag.
Daarom moeten I. en II./DF ook inhouden, nadat ze ongeveer 2 km vijandelijke stellingen in de aanvalsrichting opgerold hebben.
In de ochtend heeft Hstuf Kumm de grijpbare delen van III./DF aan de voet van de Grebbeberg verzameld en opnieuw gegroepeerd. [..]
In de vroege middag ontwikkelt zich een uiterst moeilijk gevecht, vooral in het terrein van het dierenpark. Hier treft het aanvallend III./DF op de eveneens kranig doorgebroken stoottroepen van II./DF. Tussen 14.20 uur en 15.20 uur kan eindelijk contact worden gemaakt met Ostubaf Wäckerle en de mannen die met hem volgehouden hebben.
De pantserverkenningsvoertuigen zijn in doldrieste vaart voor III./IR 322 uit gereden en brengen de gewonden, inbegrepen de bataljonscommandant, terug naar de verbandplaats. [..]
In de avonduren, tegen 20.35 uur, bereikt III./IR 322 Rhenen. Daar worden de mannen van III./DF onder hun nieuwe bevelhebber, Hstuf Kumm, uit de gevechtslijn gehaald."





donderdag 10 mei 2018

5.1 Dag 4, 13.5.40

Het is maandag 13 mei, Tweede Pinksterdag. Vandaag valt de beslissing of het X.AK alsnog lukt de Grebbelinie te doorbreken en naar Utrecht op te rukken. De Korpsstaf gelooft steeds minder in de kansen bij 207.ID. Die aanval is misschien wel definitief vastgelopen. Meer wordt verwacht van de tweede kaart, een doorbraak van 227.ID bij Scherpenzeel. Drie regimenten infanterie, met vuursteun van zes afdelingen artillerie. Samen 76 vuurmonden, in de middag nog (tijdelijk) aangevuld met de Mörser afdeling die bij Bennekom in stelling staat.

Hiermee lijken 207.ID en SSDF veroordeeld tot een bijrol. Eerste doel van de versterkte divisie blijft wel, door te breken op de Grebbeberg en naar Rhenen op te rukken. Hiervoor worden verse krachten in de strijd geworpen, de bataljons I. en II./IR 322. 
SSDF wordt uit de spits van de aanval gehaald en krijgt, tot de komst van nieuwe reserves, opruimwerk te doen. Noord van de hoofdstoot, in het gebied vanaf de Grift tot aan Achterberg. Die taak gaat waarschijnlijk toch weer minstens voor een deel naar III./SSDF. Dat was in elk geval het beeld dat de Lagenkarte van X.AK voor de situatie rond de middag geeft:

Bron: Bundesarchiv-Militärchiv, Signatur RH 24-10/48K
Als de doorbraak bij Rhenen niet meteen lukt, moet SSDF indraaien om de verdediging aan de spoorlijn met een aanval in de rug tot instorten te brengen. Meer artillerie kan hiervoor niet worden aangetrokken. Het Korps heeft geen reserves beschikbaar, verplaatsing over de ene weg bij Wageningen zal bovendien moeilijk zijn. Daarom wordt ondersteuning door de Kampfgruppe Putzier aangevraagd. In de loop van de dag wordt die toegezegd. De luchtsteun, met name van Stukas, heeft de krijgskansen in deze sector doen kantelen.

Vanaf de ochtend was op verschillende plaatsen al hard gevochten. Een nederlandse tegenaanval met vier bataljons, bijeengeschraapt uit de divisiereserve, viel uiteen in een ontmoetingsgevecht met de oprukkende SS-eenheden. Ze ontvingen zwaar tegenvuur en werden niet gesteund door de eigen artillerie. Vooral na het verschijnen van de vliegtuigen van Kampfgruppe Putzier vroeg in de middag verbrokkelde de aanval. Die ging over in een chaotische vlucht richting Elst waarbij sommige andere eenheden werden meegetrokken.

IR 322 vorderde moeizaam. Tegen de middag werd de stoplijn doorbroken pal zuid van de straatweg. Hierna moest ook hier stelling voor stelling worden opgeruimd. Eerste taak was verband opnemen met het geïsoleerde groepje van Wäckerle. De groep werd bereikt en ontzet, Wäckerle (tweemaal gewond) afgevoerd naar een verbandplaats.

De SS-groepen (III./SSDF sinds de ochtend geleid door Hstuf Otto Kumm) boekten meer en sneller voortgang in het gebied noord van de Grebbeberg. Rond de middag werd Achterberg bereikt. Daar en toen werd besloten te wachten op het bijtrekken van de bataljons van IR 322 op de Grebbeberg. SSDF wilde niet verder oprukken met een onbeschermde linkerflank. Het effect van de aanval met de vliegtuigen van Kampfgruppe Putzier werd afgewacht. Ongetwijfeld was men wel toe aan een wat langere rustpauze. Ook aan deze kant was de vermoeidheid groot.

Lokaal werd nog uren lang fel verzet geboden. Vooral rond de posten bezet door Majoor Landzaat (Cdt I-8 RI, Kolonel Van Loon (Cdt 8 RI), Kolonel Hennink (Cdt IV Div), en door de groep van Kapitein Gelderman bij het viaduct. Die gevechten zijn op andere plaatsen uitgebreid beschreven en geanalyseerd.
Laat in de avond werd mede hierdoor aan 207.ID en SSDF pas duidelijk dat rond de Grebbeberg al verschillende stellingen waren ontruimd. Grote hoeveelheden troepen vloeiden (voor een deel met achterlating van wapens, uitrustingsstukken, en ander materiaal) terug langs de hoofdwegen naar Elst en Doorn. Die beweging werd met enige moeite in vaste banen geleid en geformaliseerd tot een terugtocht op de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

Een doorbraak in het vak van 207.ID was uiteindelijk deze dag toch nog een feit. Rond 20.30 uur gaf de divisie het bevel uit om tot onmiddellijke vervolging en gevangenname van de terugtrekkende vijandelijke eenheden over te gaan, "onder uitputting van alle reserves aan kracht".