zaterdag 24 maart 2018

2.8 Logistiek

De opmars van de vooral met SSDF versterkte 207.ID was een gigantische operatie. Er gingen hierbij waarschijnlijk tegen de 25.000 mensen, rond 6.200 paarden, en ruim 3.000 voertuigen op weg.

Het marstempo van de bespannen eenheden lag, naar tegenwoordige begrippen, erg laag vergeleken met de gemotoriseerde delen. Hooguit op 5 km/u bij stapvoets rijden, tegen de 12 km/u bij rijden in draf. Om de paarden te sparen mocht niet langdurig in draf worden gereden, en moest bijvoorbeeld 10 minuten in draf afgewisseld worden met 10 minuten stapvoets rijden. Verder zal al na ongeveer een half uur rijden een korte rust genomen zijn om paarden en tuigen te controleren, daarna om de twee uur. Op lange trajecten bovendien nog een langere stop van minstens een half uur om te rusten, te eten, en paarden te voeren en water te geven.

De groep Metger (Staf/AR 207, II./AR 207, III./AR 311) mocht 15 minuten na X-Zeit vanuit Bienen vertrekken naar het bebost gebied noord van Emmerich. Van daaruit was de groep Neidholt (IR 322, versterkt met onder meer III./AR 207) eerder op weg gegaan.
Metger had ook de bespannen 4., 5., en 6. Fahrkolonne (transportgroep) van 207.ID mee. Achter elkaar gezet zou zijn marsgroep hierdoor minstens 3 km lang zijn geweest. Een enkele afdeling vormde al een kolonne van meer dan 1 km lengte. Een met zes paarden bespannen stuk geschut met voorwagen, of een met vier paarden bespannen munitiecaisson met voorwagen, was ongeveer 20 m lang. Het voorbijtrekken van een afdeling duurde minstens 10 minuten. De groep Metger vertrok daarom waarschijnlijk in vier delen (De afdelingen artillerie apart, bespannen Fahrkolonnes, Staf).

Globaal was een bespannen batterij lichte artillerie (le FH 16) als volgt samengesteld:
Bron: Militaire Spectator, Jrg 106 Nr 7 (Juli 1937), pag. 264.
In deze schets zijn rondjes (hier en daar verkleind tot stippen) gebruikt voor het opgezeten personeel, ovalen voor de paarden, rechthoeken met twee of vier wielen voor de voertuigen.

Aan het eind van de dag rapporteerde Oberst Metger dat de verplaatsingen volgens tijdschema waren uitgevoerd. Zijn marsgroepen hadden de opgedragen bestemmingen om 16.50 uur bereikt en waren ondergebracht in Loerbeek (II./AR 207), Beek (III./AR 311), 's Heerenberg (Fahrkolonnen), en Zevenaar (Staf). Hij meldde hierbij dat de toestand van de paarden "na een mars van 50 km" "goed" was. Die "50 km" lijkt een flinke overdrijving. Volgens kaartmeting is de afstand  Bienen - Loerbeek (de grootste door één van de kolonnes afgelegde afstand) maar ongeveer 24 km.

Een groot logistiek probleem vormde het feit dat de bruggen over de IJssel en Nederrijn alle op tijd vernield waren. Bovendien was niet erg ruim brugslagmateriaal meegegeven. Er was juist genoeg voor drie 8-tons bruggen, twee over de IJssel, één bij Westervoort en één bij Zutphen, de derde over het Apeldoorns kanaal. Er lag nog wel materiaal voor nog een brug met 16 ton draagvermogen opgeslagen in Rees op Rijnaken. Dat was bestemd voor een schipbrug bij Westervoort. Maar dat materiaal kon nog niet (over water) worden aangevoerd, omdat Fort Pannerden nog in Nederlandse handen was.
Dat laatste was niet helemaal in de planning meegenomen. De verkenningseenheid (RAS 207) had wel opdracht gekregen om Fort Pannerden te omtrekken en zo snel mogelijk door te stoten richting Elst. Toch was er wel op gerekend dat de schipbrug bij Westervoort al op de eerste dag (A-Tag) gelegd had kunnen worden. Het opleverschema voor deze brug liep nu al meteen een dag vertraging op. Het zware materiaal van 11./AR 256 moest daarom moeizaam met lier en handkracht, trekker gescheiden van affuit en vuurbuis, worden overgezet over de 8-tonsbrug van Westervoort. Zie de foto hiervan in par. 1.6.

2.7 Fotoboek


Bron: Fotomateriaal www.grebbeberg.nl en www.westervoort1940.nl

2.6 Na de IJssel

De spitsen van SSDF waren nog vóór de middag op twee plaatsen over de IJssel. Volgens het dagboek (KTB) van X.AK bij Westervoort om 10.05 uur, bij Doesburg om 11.20 uur. Daarmee was niet alles gezegd, want het duurde nog lang totdat de hoofdmacht, die ver achter lag, ook over was. Verder vorderden ook de spitsen in het tweede traject die dag niet snel. Er moesten aan de overkant eerst nog mijnenvelden geruimd en de verdediging in de diepte opgerold. Daarna kregen beide marsgroepen op hun weg naar de Grebbeberg op verschillende plaatsen opnieuw tegenstand te overwinnen. De groep Keppler (I. en III./SSDF) kreeg tussen Arnhem en Wageningen te maken met huzaren die vertragende acties uitvoerden. De groep Von Scholz (II./SSDF) had veel tijd nodig om door de verdediging in de diepte achter Doesburg te komen. Daarna moest nog verschillende keren tussen Dieren en Velp een geïmproviseerde verdedigingslijn worden doorbroken. Die waren mede gevormd met over de IJssel teruggetrokken delen van de grensbataljons.

De pionierscommandant van de divisie, Major Hinze, meldde op 10.5.40 dat twee van zijn eenheden (1. en 3./Pi 207) met hulp van Brükos 2./410 en 2./412 [en door hen meegevoerd] B-Gerät bij Westervoort een 8-tons pontonbrug geslagen hadden van 128 m lang. Intussen was de tweede compagnie (2./Pi 207) aan het werk gezet om mijnen te ruimen op de marsweg aan de overkant van de IJssel. Bij Fort Westervoort lagen vier mijnenvelden. Stroomafwaarts nog drie: bij Kleine Durk, het Latumse voetveer, en de Doesburgse dijk. Op het volgende kaartje zijn deze velden met rode stippen aangegeven.

Mijnenvelden met rode stippen aangegeven. Locaties: 1 tm 4 = spoorwegen en wegen naar Arnhem, 5 = Kleine Durk (weg naar Velp), 6 = Latumse voetveer, 7 = Doesburgse dijk1
In het dagboek (KTB) van SSDF staat over wat er na overtocht bij Westervoort van de spitsen gebeurde:

"In veerdienst [op vlotten van gekoppelde pontons] werden kort daarop delen van de zware wapens [waarschijnlijk vooral de 13. en 14./Kp met IG en Pak] en de compagnie motorrijders [15./Kp, Kradschützen] overgezet en konden, nadat door de 16./Kp [Pioniers] enkele versperringen met landmijnen opgeruimd waren, weer aan het derde bataljon toegevoegd worden. De rest van het regiment ging op de 8-tons brug over, die in onvermoeibare arbeid door de pioniers van 207.ID geslagen werd en tegen 14.50 uur gereed kwam.
Intussen had het derde bataljon zich voor een deel mobiel gemaakt met [gevorderde] rijwielen. De 15./Kp werd vooruit op verkenning gestuurd. Het bataljon stootte van Arnhem door in de richting van Wageningen. Vijandelijke tegenstand uit het onoverzichtelijk terrein in de [noord]flank kon maar kort ophouden en pas bij Heelsum stootte het op vrij sterke vijand. Ook die werd met hulp van de door het regiment aangevoerde zware wapens, door stevig aanpakken snel teruggeworpen. In Renkum stootte het nog een keer op sterke tegenstand uit handig ingebouwde [gecamoufleerde] MG-nesten in de bosrand west van Renkum [de oostrand van de Wageningse Berg], dat ondersteund werd door artillerievuur uit de Grebbelinie [storend vuur afgegeven door een batterij 10 Veld bij Prattenburg]."

Over de gebeurtenissen na de overtocht bij Doesburg vertelt het KTB van SSDF bijzonder weinig. Alleen dat de voorhoede van II./SSDF (Von Scholz) daar kort voor 11.00 uur over de IJssel was, en daarmee de weg geopend had voor de nakomende hoofdmacht van IR 368 (Von Oesterreich). 

Uit Nederlandse bron is bekend, dat het oprollen van de kazematten aan de IJssel en in de diepteverdediging daar tot in de avond heeft geduurd. Er moesten nog felle gevechten worden geleverd. Het eerst bij de Cebenterbrug en op de kop van de Doesburgse dijk, in de zuidrand van Dieren. In het laatste geval werd de hulp van het meegegeven zwaar geschut (de 15 cm s FH 18 van 10./AR 256) ingeroepen. 

Volgens KTB van deze eenheid werden, net als op de kazematten rond de schipbrug bij Doesburg, op de oostrand van Dieren enkele lagen (vuur met alle stukken van de batterij) afgegeven. Vermoedelijk dus hooguit 12 - 20 schoten voor deze vuuropdracht. Laat in de middag gaf een kazemat die nog weerstand bood volgens deze bron zich al na vijf schoten over. Er zijn door deze batterij die dag zeker geen urenlange zware beschietingen uitgevoerd. De hoeveelheid meegenomen munitie was niet groot, waarschijnlijk de standaardhoeveelheid ("Feldausstattung") van 240 schoten per batterij s FH. Tekenend is, dat 12./AR 256 bij Zutphen op 10.5.40 al na het afgeven van 193 schoten dringend om aanvulling ("Nachschub") vroeg.
Volgens KTB van 10./AR 256 duurde het nog een hele tijd totdat de, in de ochtend provisorisch gerepareerde schipbrug bij Doesburg, voldoende versterkt was om ook zwaar materieel over te brengen. Dat was voor de hoofdmacht (IR 368) nog niet zo'n probleem. Rond 16.00 uur was die nog "in opmars naar" Doesburg. Het was wel een probleem voor 10./AR 256. Die moest, zoals in het KTB werd opgetekend, langer dan de beloofde drie tot vier uur wachten tot de batterij (gewicht van trekker met stuk meer dan 14 ton) daar over de IJssel kon. De schipbrug was pas tegen 18.50 uur weer gereed voor zwaar verkeer.




donderdag 15 maart 2018

2.5 Doesburg

Een tweede stoot van de divisie was op de IJsselbrug(gen) bij Doesburg gericht. Vooraan ging de groep Von Scholz (versterkt II./SSDF), daarachter de groep Von Oesterreich (versterkt IR 368).
Opdracht voor de spitsen was:

"Zo mogelijk onder omtrekking van Doetinchem en het kiezen van een andere route dan de hoofdweg Doetinchem - Doesburg [hierlangs ging 10./AR 256], de IJsselbrug bij Doesburg te veroveren, en daar [..] over de IJssel te gaan."

De groep von Scholz mocht zich daarna, dan wel nog zonder een versterkt Kp, bij de SS-hoofdgroep voegen. De uitgelichte eenheid kreeg eerst een speciale opdracht uit te voeren. De radiostations te Kootwijk en Assel bezet houden en wachten op aflossing door eenheden van de nevendivisie, 227.ID.
Na overgang van de IJssel kreeg de groep Von Oesterreich een verblijfsgebied rond Dieren - Ellecom aangewezen om daar de nacht in te gaan, wachtend op verdere bevelen.

Het verloop van de strijd bij Doesburg kan worden geschetst aan de hand van het volgend kaartje.

Bron: Ministerie van Oorlog, "De strijd op Nederlands grondgebied". Deel III/2E. Schets Nr 3.
De IJssel bij Doesburg werd verdedigd door het sterk verspreid bataljon II-35 RI. Hiervan waren bij de schipbrug twee secties ingezet, zelfs hulptroepen meegerekend veel minder dan 100 man.
In de IJsselbocht noord en zuid van de brug waren zeven versterkte posities ingericht. Hiervan waren er maar drie in staat vuur uit te brengen op het gebied rond de schipbrug. Naast het stuk 6 Veld dat de toegangsweg naar de brug bestreek, nog de kazematten B.70 en G.68. Ze waren bewapend met lichte mitrailleur. Geen enkele zware mitrailleur was zo geplaatst dat die vuur kon uitbrengen in deze zone.

De eerste grensoverschrijdingen waren al rond 3.55 uur gemeld. Even later ging ook het bevel "vernielen" uit voor deze brug. Het middelste brugdeel werd uitgevaren en tot zinken gebracht.
Rond 6.00 uur werd bij Doesburg een vijandelijke eenheid gesignaleerd en braken hier gevechten uit. De Nederlandse stellingen bij de schipbrug werden door enkele vliegtuigen gemitrailleerd.
Een half uur later verschenen de eerste Duitse troepen hier. Het stuk 6 Veld nam hen onder vuur. Kort daarop viel er een voltreffer in de munitievoorraad, waarbij de stuksbediening om het leven kwam.
De kazematten B.70 en G.68 hadden ondertussen ook het vuur geopend. Ze kregen fel tegenvuur, in het bijzonder G.68 ook van zwaar geschut (de batterij 15 cm houwitser van 10./AR 256). Die was in stelling gebracht 2,5 km oost van Doesburg, waarschijnlijk nog ongeveer 1 km oost van Drempt.
Tegenover G.68 werd een eerste overgangspoging gedaan met rubberboten. Deze kazemat had vlak voor de eigen positie een dode hoek. Bij de lage waterstand in de IJssel kon niet de volle breedte van deze rivier worden bestreken.
Een opstelling van geweerschutters vlakbij werd met mitrailleurvuur vanaf de ongeveer 100 m zuid van de brug gelegen watertoren in dekking gedwongen. Die toren werd als waarnemingspost voor de artillerie gebruikt. Het vijandelijk mitrailleurvuur op de geweerposities hier kwam dus vermoedelijk van een ondersteuningsgroep van 10./AR 256.
Na fel verzet werd de verdediging op dit punt uitgeschakeld. Daarna werden de direct aansluitende posities langs de IJssel opgerold. Pontonniers herstelden toen de brug met meegevoerde pontons en een dek dat al bijna op maat was. Om 10.00 uur meldde II./SSDF de geslaagde oversteek bij Doesburg.

Hierna moest het gebied in tweede lijn worden gezuiverd, vooral de verzetshaarden daar opgeruimd. Dat nam de hele verdere dag in beslag. Ondertussen gingen de eerste groepen op weg naar Dieren.
Zij kwamen nog twee keer in hevig gevecht. Om 12.30 bij de Cebenterbrug (de brug over een IJsselrest tussen Doesburg en Dieren) die ook vernield was, en een uur later aan het westelijk eind van de Doesburgse-Dierense dijk.
Vandaar waaierde II./SSDF uit naar noord en zuid, omdat het opnieuw weerstand ontmoette. Maar het eerste doel, een bruggenhoofd vestigen over de IJssel en dat vasthouden tot de komst van de hoofdmacht (groep Von Oesterreich), was ook hier bereikt.

2.4 Westervoort

Het zwaartepunt van de aanval bij Westervoort was op zich goed gekozen. In een bocht van de rivier, waardoor posities verder noord en zuid geen vuur konden uitbrengen op dit punt. Dat de verdediging juist hier wat sterker ingericht was, werd misschien niet onderkend, of maar voor lief genomen. Op papier waren de twee bataljons van SSDF ook zeer ruim in overtal tegenover de rond 250 man (vijf of zes secties plus de fortbezetting) die in dit vak de hoofdstoot moesten opvangen.

In hoofdlijn verliep de strijd in dit vak als volgt (zie het volgend kaartje met toelichting).

Een paar minuten na aankomst van de pantsertrein werd de brug opgeblazen. Dat gebeurde rond 4.45 uur. De voorste wagen nam, met de eigen 10 cm kanonnen en mitrailleurs, de twee rivierkazematten op Fort Westervoort onder vuur. De locomotief moest vier treffers incasseren, vermoedelijk van het stuk pantserafweergeschut bij De Ham (tussen kazematten G.12 en G.13) en kon niet meer van zijn plaats. De rest van de trein werd teruggereden naar station Westervoort, aangegeven door de streep in de hoek rechtsonder. Dat was ongeveer 1,5 km van het fort vandaan, nog niet uit de vuurlinie. De trein werd uitgeladen. De troepen groeven zich in aan de IJsseldijk (aangegeven door de gebogen rode lijn links van station Westervoort). Pak, infanteriegeschut, en mitrailleurs kwamen achter de dijk in stelling. Vooral tegen de vuurmonden en kazematten die het beoogd overgangsgebied bestreken. De posities die in de loop van de ochtend het vuur moesten staken, zijn met een rode stip aangegeven.
Ondergrond: Ministerie van Oorlog, "De strijd op Nederlands grondgebied". Deel III/2E, Schets Nr 2.

Onder de regen van kogels en granaatscherven werd veel tegenvuur al definitief uitgeschakeld (niedergekämpft), voor de rest nog wel een deel tijdelijk onderdrukt (niedergehalten). Soms lukte zelfs dat laatste niet, omdat een vindingrijk iemand daar wel een oplossing voor had. Twee lichte mitrailleurs werden dan maar vastgezet, de trekkers vanuit veilige positie met touwtjes bediend.
In het begin kwam vooral Fort Westervoort onder vuur. De verdediging daar kreeg het zwaar. Al na acht schoten was het stuk Acht Staal uitgevallen. Het sluitstuk klem door de warmteontwikkeling van de afgegeven schoten.
Om ongeveer 5.15 uur werd het 5,5 cm kanon van rivierkazemat noord uitgeschakeld door een treffer in het schietgat. Het kanon in rivierkazemat zuid werd een uur later tot zwijgen gebracht. Tien minuten daarna ook de zware mitrailleur daar.

Rond 5.40 uur waren de eerste delen van I. en III./SSDF aangekomen. Ook zij mengden zich in de strijd. Bevel tot gereedstelling om over de rivier te gaan werd een uur later gegeven nadat de overgangsmogelijkheden waren verkend en een hergroepering had plaatsgevonden.
Bij het vuur van de infanterieeenheden voegde zich rond 7.30 uur de artillerie met de twaalf 10,5 cm houwitsers van II./SS AR en de vier stukken 15,0 cm van 11./AR 256.  Waarschijnlijk stond II./SS AR in stelling tussen Westervoort en Duiven. De stukken van 11./AR 256 stonden bij Plakse Straat, oost van Duiven, ongeveer 6 km van Fort Westervoort.
Al bij de eerste schoten was brand ontstaan in de opslag van petroleum en munitie van het oude fort. De brand breidde zich uit naar de barakken en de telefooncentrale. Door de rookwolken en de hitte van het vuur werd de verdediging zwaar gehinderd. Een groot deel van het personeel schuilde in de gangen waar het nog koel en veilig was. Om 9.30 uur gaf de fortbezetting zich over.

Na een zware inleidende beschieting met al het geschut (vuurconcentratie) werd hierna door 11./AR 256 een afgrendelingsvuur rond de beoogde oversteekplaats gelegd. Sommige documenten noemen nog een eerdere oversteekpoging, al om 8.30 uur. Die werd dan waarschijnlijk onder zwaar tegenvuur afgebroken. Wel lukte het een deel van SSDF om zich langs de spanten van de brug naar de overkant te werken. Dat sterke staaltje staat op naam van Oscha Keppler zelf en 11./SSDF.
Vanaf 9.20 uur ging golf na golf in rubberboten over. Het tegenvuur was op dat moment nog maar zwak, en het kwam toen bijna alleen nog uit de veldstellingen (loopgraven, bezet met lichte mitrailleurs en geweren). Om 10.00 uur bereikte een voorhoede van SSDF de westrand van Arnhem. Ruim een uur later was al een groot deel van dit regiment met de zware wapens overgezet. De motorrijders vooraan, met de opdracht richting Ede te verkennen. Ze hadden aan de overkant nog even moeten wachten totdat de pioniers (16. Kp) enkele velden met mijnen hadden geruimd.

De pioniers voltooiden om 14.50 uur de bouw van een pontonbrug met 8 ton draagvermogen. Dat was maar net genoeg voor de toegevoegde zware batterij (11./AR 256). Die moest nog tot 15.40 uur wachten, andere gemotoriseerde onderdelen kregen blijkbaar voorrang. Het geschut werd daarna met mankracht, geholpen door een lier van een trekker, naar de overkant gebracht.

2.3 Voorterrein

In het voorterrein van de IJssellinie was bijna geen tegenstand. De kleine detachementen van de grensbewaking werden, op enkele korte vuurgevechten na, zonder moeite ontwapend. De gestelde hindernissen werden niet door grenstroepen verdedigd. Maar bijna alle marsgroepen liepen wel grote vertragingen op. Telkens weer moest een noodbrug gelegd of een versperring geruimd voordat de hoofdmacht verder kon. De spitsen kwamen meestal goed vooruit, met name de groep pantsertrein bij Westervoort die geen obstakels tegenkwam. Ongehinderd, ongeveer 40 minuten na vertrek, werd de brug bereikt die toen nog intact was. Drie minuten later ging ook die de lucht in.
Rivierovergang moest daarna nog zwaar worden bevochten, zelfs tegen het vuur in van verouderd geschut, en van schutters in open opstellingen. Het tegenvuur zweeg meestal pas na wapenstoringen, munitiegebrek, schietgattreffers, of het oprollen van enkele aansluitende steunpunten. Dat waren de zwakke punten in de Nederlandse verdediging. Die werden over het algemeen uitstekend benut, net als de dekkingsmogelijkheden van het terrein.

In het opmarsgebied van 207.ID voerden de grensbataljons een gelaagde verdediging. Zie de volgende schets die laat zien welke versperringen waren gesteld en hoe de Duitse opmars verliep.

Bron: www.westervoort1940.nl (j.f.d. bruinsma).
Aan de grens lagen kleine detachementen van de grensbataljons aan de doorgaande wegen en op belangrijke punten nog in een lijn daarachter, zoals bij Elten (in een lijn van Aerdt over Babberich). Zij hadden een waarschuwende taak en moesten grensoverschrijding van vijandelijke troepen meteen melden. De voorverdediging aan de IJssel en de hoofdverdediging in de Grebbelinie werd dan (na gebleken juistheid) in hoogste staat van paraatheid gebracht. 

Andere kleine eenheden van de grensbataljons (detachementen van de objectcompagnieen) hierachter een vertragende taak. Zij moesten eerst en vooral de voorbereide versperringen stellen. Daaraan hadden zij (bleek het) de handen vol. Zij hadden bevel na het aanbrengen van alle, of zo veel mogelijk, hindernissen over de IJssel te gaan en zich daar op vastgestelde verzamelplaatsen weer bij de hoofdmacht te voegen.
Oost van de IJssel waren geen landmijnen gelegd. De vertragingsmiddelen hier hadden bijna altijd de vorm van brugvernielingen en andere wegversperringen. Voor het laatste doel werden vooral stalen t-ijzers (asperges), kabels, putringen, of met springstof omgehaalde bomen (verhakkingen) gebruikt. Bij Babberich werd als bijzonder vertragingsmiddel een stuk bos in brand gestoken.
Het specifiek Nederlands, rond mei 1940 gebruikt, militair jargon voor de verschillende soorten wegversperringen wordt hierna nog met foto's toegelicht.

donderdag 8 maart 2018

2.2 IJssellinie

Vroeg in de morgen van 10.5.40 3.55 uur was het zover, "A-Tag, X-Zeit". Het versterkt 207.ID ging op weg, de grens over in lange colonnes. Een geweldige logistieke operatie. In totaal rond 25.000 man. Vooraan de gemotoriseerde delen, met mogelijk al meer dan 1.000 voertuigen, daar achter nog eens ruim 2.000 door paarden getrokken wagens. Hoofddoel was Westervoort, nevendoel Doesburg.

De divisie verwachtte tot aan de Grebbelinie maar zwakke tegenstand, vooral met vertragende acties bij verschillende soorten versperringen. Aan de grens stonden volgens de laatste verkenningen ongeveer twee (toch al minder goed bezette en bewapende) bataljons. Zij werden geschat op een sterkte van rond de 1.000 man. De verdediging in eerste lijn was blijkbaar flink verder uitgedund.
In maart 1940 (volgens Nachrichtenblatt Holl. 11) werden in het opmarsgebied van 207.ID nog vier bataljons grenstroepen verwacht. Over de samenstelling van zo'n eenheid had men geen nauwkeurige gegevens kunnen verkrijgen. Staven waren gesignaleerd in Ulft, Doetinchem, Didam en Duiven:

Bron: Nederlands Instituut voor Militaire Historie. Collectie 410, Inv Nr 75061.
 Opdracht voor de divisie was:

"207.ID stoot, gemotoriseerde krachten en de groep pantsertrein (Zugspitze) vooruit, over Doesburg en Arnhem (hier het zwaartepunt) door in de richting van Ede en Wageningen, doorbreekt de Grebbelinie west van Wageningen en neemt het hoge terrein bij Doorn in bezit."

De spitsen moesten zo snel mogelijk de IJsselbruggen ongeschonden in handen zien te krijgen, doorstoten volgens divisiebevel, om een bruggenhoofd bij Rhenen te vestigen en vast te houden.
De SS-groep kreeg opdracht de hollandse grenswachten op de lijn Babberik - Kwartier te overrompelen, richting Westervoort - Arnhem - Wageningen door te stoten, de Grebbelinie te doorbreken en een bruggenhoofd bij Rhenen te vestigen. Het kwam erop aan, de grenswachten snel en verrassend terug te werpen en de (telefoon)verbindingen tussen grens en Westervoort te verbreken.
Het lukte de groep niet, de IJsselbruggen nog intact in handen te krijgen. De SS-groep liep door de vele versperringen grote vertraging op. Besloten werd toen alle aangetroffen rijwielen te rekwireren en een groep van III./SSDF vooruit te sturen. Om 5.40 uur zou die voorhoede de IJssel bij Westervoort hebben bereikt. De groep pantsertrein was daar bijna een uur eerder aangekomen, maar er niet in geslaagd te voorkomen dat de brug opgeblazen werd, kwam onder hevig vuur, trok zich een paar honderd meter terug, en wachtte op de komst van versterking.

Het hevige vuur kwam vooral uit de rivierkazematten zuid en noord van Fort Westervoort. In elke kazemat stond een kanon van 5,5 cm en een zware mitrailleur. Er zal ook met enkele zuid van het fort opgestelde stukken geschut vuur zijn afgegeven, waarschijnlijk ook met de mitrailleurs die het gebied bij de brug bestreken. Dat kunnen er, volgens het Nederlandse vuurplan, niet veel zijn geweest.

Bron: Ministerie van Oorlog, "De Strijd op Nederlands grondgebied". Deel III/2E, Schets Nr 2.
Hauptmann Neumann, die het bevel voerde over de groep pantsertrein, schreef ruim een week later (19.5.40) een uitgebreid rapport ("Bericht über den Kampf der Kampfgruppe "Zugspitze" am 9. und 10. Mai 1940"). Over de gebeurtenissen na het springen van de brug vermeldt hij:

"De pantsertrein begon met zijn voorste stukken geschut te vuren, hij kreeg zelf vuur uit lichte wapens die met lichtspoormunitie van links en rechts schoten en vier treffers plaatsten. Na de eerste [schoten] van de pantsertrein ontstond op de binnenplaats van het fort Westervoort brand.
Omdat de brug gesprongen was en de pantsertrein niet voor de brug in het vijandelijke vuur kon blijven staan, besloot ik, [,,] de pantsertrein tot aan het station Westervoort terug te halen Ik liet de troepentreinen ontladen en bezette volgens een met de compagniecommandanten al te voren besproken plan "om een egelstelling te vormen rond Westervoort", en wel met 1.Kp en een ingedeeld stuk Pak en een IG-groep aan de dijk zuid van de brug, met 2.Kp aan de dijk noord, om het uitladen van de goederenwagons te beveiligen tegen mogelijk vanuit het oosten terugvloeiende nederlandse troepen, terwijl de wat later  aankomende versterkte 10.Kp tussen 2. en 3.Kp naar het noorden ter beveiliging ingezet zou worden.[,,]
Tegen 6.05 uur waren de goederenwagons uitgeladen, toen kwamen de spitsen van de SS-groep, die de straatweg Elten - Zevenaar - Duiven - Westervoort gevolgd hadden, bij de brug aan. Ongeveer een kwartier later arriveerde ook de regimentscommandant SSDF. Ik kreeg van hem de opdracht de bunkers op de oever aan de overkant te bestrijden en de overgang van een SS-bataljon te ondersteunen."

Hptm Neumann vertelt verder in zijn rapport, dat de brand in het fort zich sterk uitbreidde, er waren explosies te horen. Om 9.50 uur toonde de fortbezetting op twee plaatsen een witte vlag. Ondertussen had de SS-groep de Floβsäcke gereed gemaakt, en onder de bescherming van het vuur van de groep Zugspitze werd de overgang afgedwongen.
Onder dekking van een daarna aan de overkant opgebouwd bruggenhoofd sloegen de pioniers onder bevel van Hptm Hinze een 8-tons pontonbrug die om 15.40 gereed kwam.




maandag 5 maart 2018

2.1 Dag 1, 10.5.40

De Lagenkarte van X.AK geeft een goed beeld van het verloop van de eerste gevechtsdag bij 207.ID.

Bron: Bundesarchiv-Militärarchiv Freiburg. Signatur RH 24-10/48K.
De op dit kaartje aangegeven tijden zijn de Duitse, in Nederland was het 1.40 uur vroeger. Hierna zal Duitse tijd aangegeven worden als "xx.xx Uhr", Nederlandse als "xx.xx uur".

Langs elke aanvalsas is aangeduid welke groepen hier optrokken. Zie par.1.3 voor nadere gegevens over de indeling. Vlaggen geven de plaatsen van de commandoposten van elke grote eenheid aan.
De twee kleine vierkante vlaggen zijn van de regimenten IR 368 (in Doetinchem) en IR 322 (in Didam). De vlag van SSDF ontbreekt. De commandant SSDF was met de spitsen van I./ en III./SSDF in opmars buiten de grenzen van dit kaartje. In de avond van 10.5.40 betrok het vrijwel complete regiment met II./SS AR en de batterijen 10. en 11./AR 256 kwartieren in Renkum, ongeveer 5 km oost van Wageningen.
De driehoekige vlag is van  207.ID (in Zevenaar), de grote vierkante rechtsonder van X.AK (in Emmerich). 
Vlakbij Emmerich het tactisch teken voor een eenheid artillerie. Dat was de groep Metger, met II./AR 207 en III./AR 311 en de rest van de divisiereserves (van Elten naar Loerbeek).
Linksonder de groep (R)AS 207, het versterkt eskadron wielrijders van de divisie (van Elten naar Doornenburg).
Bij Arnhem geeft een locomotiefje de groep pantsertrein, Zugspitze, aan (van Elten naar Arnhem).

Op de meest noordelijke route was het regiment gezet van Oberst Von Oesterreich, Kdr IR 368. In de spits bataljon II./SSDF, Kdr Stubaf Von Scholz. Hierbij ook 10./AR 256, een batterij (vier stukken) zwaar geschut 15.0 cm s FH 18. Ze vertrokken op de voor het begin van de Westfeldzug vastgestelde tijd (X-Zeit, 3.55 uur) vanuit Anholt naar Doesburg.
Op dezelfde lijn volgde nog een pantserafweerafdeling, Pz.Jäg.Abt.227. Het cijfer van deze eenheid is een foutje van de tekenaar. Het moet Pz.Jäg.Abt.207 (Gruppe Brückner) zijn.
Met grote vertraging (er moesten onderweg veel versperringen worden opgeruimd en noodbruggen gelegd), kwamen de eerste groepen van II./SSDF bij Doesburg aan. Het middenstuk van de schipbrug bleek verwijderd en tot zinken gebracht. Rond 10.00 uur hadden zij vaste voet aan de overkant. Twee uur later, na opnieuw hevige gevechten om de andere posities in dit gebied op te rollen, werd Ellecom bereikt. Het duurde nog tot de avond voordat ook een groot deel van IR 368 over was bij Doesburg.
Op de westoever van de IJssel, tussen Ellecom en Rheden, werd nog weer een keer plaatselijk soms heftige tegenstand ondervonden. In de avond/vroege ochtend van 11.5.40 kon de voorhoede zich eindelijk bij de hoofdgroep van SSDF in Renkum voegen, ongeveer 12 km west van Arnhem.

De groep Zugspitze onder bevel van Hauptmann d. Res. Neumann, Kdr I./IR 374, had het tot aan de IJssel gemakkelijker. Tegen 4.40 uur werd, zonder problemen onderweg, Westervoort bereikt. Maar de vooruit gezonden overvalgroep had de brug niet ongeschonden in handen kunnen krijgen. Die was in Didam ontdekt en gevangen genomen.
Enkele pioniers wilden toen de springladingen van de brug onschadelijk te maken. Ze kwamen voor de pantserdeur aan het begin van de brug te staan, en wilden die met een handgranaat forceren. Dat veroorzaakte alarm aan Nederlandse kant. De brug werd opgeblazen. De trein kwam onder hevig vuur, waarbij de locomotief een treffer kreeg. De wagons werden teruggehaald naar station Westervoort, troepen en materiaal daar uitgeladen buiten bereik van het Nederlandse vuur.
Gewacht werd toen op aankomst van de spitsen van de nakomende SS-groep. De situatie daar was zo (zie het volgend kaartje), dat een aanvalsgroep in het gebied even noord en zuid van de spoorlijn na de hoge IJsseldijk het open terrein van een brede uiterwaard moest oversteken, en dan pas bij de rivier was. Zo lang ook al onder vuurbereik van verschillende Nederlandse posities.

Uitsnede van een Nederlandse stafkaart. Bron: www.westervoort1940.nl.
De voorhoede van de SS-groep stond onder bevel van Stdf Keppler, Stubaf Müller voor I./SSDF, en Ostubaf Wäckerle voor III./SSDF. Zij hadden de gemotoriseerde onderdelen vooruit gezonden en de rest opgedragen "alle greifbare" fietsen te vorderen om zo snel mogelijk te kunnen volgen. Voorop was waarschijnlijk een groep pantserverkenningswagens gezet met (delen van) I./ en III./ en 13., 14., 15., en 16./SSDF. Om ongeveer 5.40 uur bereikten zij Westervoort.
Volgens Hptm Neumann (groep Zugspitze) kwam Gen.Lt Von Tiedemann (Kdr 207.ID) persoonlijk de situatie bij Westervoort bekijken en bevelen geven. Bevel tot gereedstelling kwam rond 7.00 uur.
Eerst moest nog het fel verdedigend vuur vanuit Fort Westervoort, en de meest nabij gelegen opstellingen zuid en noord daarvan, tot zwijgen worden gebracht. Ondertussen werden de twee aanvalsgroepen gereed gesteld en de benodigde overgangsmiddelen aangevoerd.
Vanuit een stelling oost van Duiven, bij Plakse Straat (rechtsonder op de stafkaart), gaf 11./AR 256 vuursteun. Het zware vuur vanaf de overzijde van de IJssel moest toch worden uitgeschakeld door de eigen meegevoerde zware wapens, MG, IG, en Pak. Vooral MG en Pak boekten hierbij resultaat, met schietgattreffers. Rond 10.00 uur had de bezetting van Fort Westervoort zich overgegeven en waren de kazematten en andere versterkte posities in het beoogd overgangsgebied uitgeschakeld. Golf na golf werd overgezet, zware wapens door middel van een vlot op gekoppelde rubberboten. Even voor 12.00 uur had een groot deel van III./SSDF Arnhem bereikt. Tegen 16.00 uur was een 8 tons pontonbrug geslagen met materiaal van drie kolonnes. De rivier was hier 125 m breed.

Bij de opmars naar Wageningen werd op drie plaatsen flinke tegenstand ontmoet. In de westrand van Arnhem, bij Heelsum, en bij Renkum. Daar had het vijfde eskadron van het vierde regiment huzaren (5-4 RH) met opdracht om vertragend terug te gaan verdedigende stellingen ingenomen. Zij beschikten over wat pantserafweergeschut, mortieren, en mitrailleurs. De bij dit regiment ingedeelde pantserwagens (zes stuks), bewapend met een klein kanon en mitrailleur, sloten toegangswegen bij Otterloo en Ede af. Zij werden in het zuidelijk deel van de Veluwe niet ingezet.
Het kostte de spitsen van SSDF telkens weer moeite de weerstand van de vertragende pelotons huzaren te overwinnen.

Aan het eind van de middag bereikte de voorhoede Renkum. Daar werd bivak gemaakt. II./SS AR betrok stellingen zuid van de straatweg Arnhem - Wageningen. In de vroege ochtend van 11.5.40 betrokken de twee toegevoegde batterijen 10., en 11./AR 256,  in Renkum stellingen noord van de straatweg.

Over het dagverloop bij de andere ingetekende eenheden valt niet zo veel te zeggen. RAS 207 omtrok Fort Pannerden en bereikte Doornenburg in de Betuwe, tussen de grote rivieren (Nederrijn en Waal). De groep Metger ging naar Loerbeek en wachtte daar op nadere bevelen. De groep Korpsreserve meldde zich op de commandopost van IR 322 in Didam en wachtte daar op nadere bevelen.

vrijdag 2 maart 2018

1.9 Uitschakelen van kazematten

Het advies dat Gen.Oberst F. (Fedor) von Bock zijn onderbevelhebbers gaf voor het uitschakelen van kazematten ("mit gezieltem Einzelschuss, da von weitem gut sichtbare Ziele") was te algemeen, niet altijd zo eenvoudig uit te voeren. Daar kwamen voor de voorhoede van 207.ID nog wat verdere complicaties bij. Want:

* De kazematten die gebouwd waren in de twee voorste linies waren erop berekend om langdurig vuur van 12 cm geschut en enkele treffers van 15 cm geschut te kunnen doorstaan.
* Direct zicht en schootsveld waren beperkt in het terrein voor de IJssel (door de 2m tot 3m hoge IJsseldijken) en de Grebbeberg (door de vele boomgaarden, heggen, en bosjes). 
* De divisie had voor kazematbestrijding en ondersteunend vuur door de artillerie maar weinig aan effektieve wapens en munitie meegekregen. 
* Tenslotte werd wat er dan wel aan vuurkracht beschikbaar was niet altijd op de meest effektieve manier gebruikt, dat maken de twee eerder genoemde OKH-rapporten duidelijk genoeg.

De kazematten in de Nederlandse verdedigingslinies waren vooral van het type G "Gietstalen koepel" of S "Stekelvarken", voor opstellingen van mitrailleur.
Bron: Ministerie van Oorlog, "De strijd op Nederlands grondgebied", Deel III/3. Type G links, type S rechts.
In het "Denkschrift über die niederländische Landesbefestigung" staan foto's die het eerste punt onderuit lijken te halen. Met name deze op pag. 77:


Met de kennis van nu moeten we vaststellen dat dit onderschrift niet juist kan zijn, als de foto het resultaat van een gevechtsactie weergeeft.

Bij 207.ID waren pas vanaf 11.5.40 5 stukken 8,8 cm Flak beschikbaar. Die waren vooral nodig bij de pontonbrug en in het gebied van de Wageningse Berg. En uit geen enkel militair rapport blijkt, dat één van de kazematten in de Grebbelinie zo grondig vernield werd, door welk wapen dan ook.
Zeer waarschijnlijk stond de op deze foto vastgelegde kazemat in de Maaslinie. Er was daar in ruimere mate 8,8 cm Flak ingedeeld, die op verschillende punten met vernietigend resultaat werd ingezet. De terreincondities waren in de Maaslinie dan ook veel gunstiger voor het uitbrengen van vuur van zeer korte afstand. Zelfs dan en daar bleef het moeilijk met enkele treffers een S kazemat (80 cm gewapend beton aan frontzijde) of G kazemat (tenminste 10 cm nikkelstaal) te doorboren.
Andere mogelijkheid is nog, dat deze foto na de gevechten gemaakt werd om het resultaat van proefschoten met 8,8 cm Flak op een kazemat in de Grebbelinie vast te leggen.

Nog in mei 1940 onderzochten Nederlandse officieren het gevechtsterrein. Vastgesteld werd meteen, dat over het algemeen aan beide kanten zwaar gevochten was. Vooral op de versterkingen rond het beoogd doorbraakpunt had geconcentreerd artillerievuur gelegen. Rond de brug bij de Grebbesluis waren veel granaattrechters te zien. Aan de noordkant in het Hoornwerk (dat dit acces afschermde) werden 16 treffers op 16 m2 geteld. Toch waren de kazematten daar bijna zonder uitzondering maar oppervlakkig beschadigd en niet uitgeschakeld. Uitzondering was Stekelvarken S.13. Die had meer, maar geen ernstige schade, zoals de volgende in 1940 gemaakte foto laat zien.

Bron: Militaire Spectator. Jrg 1940/1941, pag. 159.
Deze positie werd uitgeschakeld met een treffer door het schietgat, een zwak punt van S kazematten. Ze waren ook met een bijnatreffer op een gesloten schietgat buiten gevecht te stellen. Het pantserluik kon door scherven of de schokgolf van een springende granaat klem komen te zitten.

Zelfs het zwaarste krombaangeschut, zoals de 21,0 cm Mörser 18, was tegenover versterkingen als de kazematten in de Grebbelinie vrij machteloos. Het was prima in staat de verdediging te imponeren en te schokken ("moralische Wirkung"), het uitzicht te benemen ("blenden"), of in dekking te dwingen ("nieder zu kämpfen"). Vrijwel niet om vuur uit versterkte punten langdurig uit te schakelen ("nieder zu halten"), laat staan die posities afdoend te vernielen ("zerstören"). Het eerder aangehaald stuk van het OKH "Auswertung der Erfahrungen der Artillerie im Westen" zegt hierover onder meer:

"Das schwerste Steilfeuer hat, wie erwartet, gegenüber modernen Befestigungsanlagen keine entscheidende Durschschlagswirkung erzielen können. Neben der allseits anerkannte, nachhaltigen moralischen Wirkung gegenüber der Besatzung wurden nur stärkere Betonausbrüche, Verklemmungen an Geschütztürmen und Risse in Panzerkuppeln erzielt. [..]
Als Ziele für schwerste Geschütze eignen sich weniger Einzelbunker,  für deren Zerstörung eine zu grosse Menge Munition erforderlich ist [..]."

De kazematten waren zo klein en ondiep mogelijk gehouden, om de trefkans uiterst laag te houden. Op de helft van de dracht (ongeveer acht km van het doel) waren de Mörser van s Art Abt 735 zelfs met speciale betongranaten al nauwelijks in staat zulke doelen te vernielen of dekkingen door te slaan. Dat lukte op die afstanden alleen met toevalstreffers, in urenlange beschietingen en daardoor groot munitieverbruik.

Voor zover nu vast te stellen, leidde het advies van Gen.Oberst Von Bock in het gebied van de Grebbeberg maar in enkele gevallen tot succes. Alleen als het lukte dichtbij genoeg te komen met licht geschut (van MG, KwK, of Pak), en dan ook nog om een schietgattreffer te plaatsen.
Overrompeling met kleine aanvalsgroepen en gebruik van handwapens waren vaak nodig om de stellingen hier te veroveren. Terreinwinst moest in dit gebied door SSDF dagenlang zwaar worden bevochten. Het was daar een moeizaam "Hindurchfressen". Pas daarna kon de opmars naar Utrecht worden vervolgd.

Update 27-08-21