zaterdag 24 maart 2018

2.8 Logistiek

De opmars van de vooral met SSDF versterkte 207.ID was een gigantische operatie. Er gingen hierbij waarschijnlijk tegen de 25.000 mensen, rond 6.200 paarden, en ruim 3.000 voertuigen op weg.

Het marstempo van de bespannen eenheden lag, naar tegenwoordige begrippen, erg laag vergeleken met de gemotoriseerde delen. Hooguit op 5 km/u bij stapvoets rijden, tegen de 12 km/u bij rijden in draf. Om de paarden te sparen mocht niet langdurig in draf worden gereden, en moest bijvoorbeeld 10 minuten in draf afgewisseld worden met 10 minuten stapvoets rijden. Verder zal al na ongeveer een half uur rijden een korte rust genomen zijn om paarden en tuigen te controleren, daarna om de twee uur. Op lange trajecten bovendien nog een langere stop van minstens een half uur om te rusten, te eten, en paarden te voeren en water te geven.

De groep Metger (Staf/AR 207, II./AR 207, III./AR 311) mocht 15 minuten na X-Zeit vanuit Bienen vertrekken naar het bebost gebied noord van Emmerich. Van daaruit was de groep Neidholt (IR 322, versterkt met onder meer III./AR 207) eerder op weg gegaan.
Metger had ook de bespannen 4., 5., en 6. Fahrkolonne (transportgroep) van 207.ID mee. Achter elkaar gezet zou zijn marsgroep hierdoor minstens 3 km lang zijn geweest. Een enkele afdeling vormde al een kolonne van meer dan 1 km lengte. Een met zes paarden bespannen stuk geschut met voorwagen, of een met vier paarden bespannen munitiecaisson met voorwagen, was ongeveer 20 m lang. Het voorbijtrekken van een afdeling duurde minstens 10 minuten. De groep Metger vertrok daarom waarschijnlijk in vier delen (De afdelingen artillerie apart, bespannen Fahrkolonnes, Staf).

Globaal was een bespannen batterij lichte artillerie (le FH 16) als volgt samengesteld:
Bron: Militaire Spectator, Jrg 106 Nr 7 (Juli 1937), pag. 264.
In deze schets zijn rondjes (hier en daar verkleind tot stippen) gebruikt voor het opgezeten personeel, ovalen voor de paarden, rechthoeken met twee of vier wielen voor de voertuigen.

Aan het eind van de dag rapporteerde Oberst Metger dat de verplaatsingen volgens tijdschema waren uitgevoerd. Zijn marsgroepen hadden de opgedragen bestemmingen om 16.50 uur bereikt en waren ondergebracht in Loerbeek (II./AR 207), Beek (III./AR 311), 's Heerenberg (Fahrkolonnen), en Zevenaar (Staf). Hij meldde hierbij dat de toestand van de paarden "na een mars van 50 km" "goed" was. Die "50 km" lijkt een flinke overdrijving. Volgens kaartmeting is de afstand  Bienen - Loerbeek (de grootste door één van de kolonnes afgelegde afstand) maar ongeveer 24 km.

Een groot logistiek probleem vormde het feit dat de bruggen over de IJssel en Nederrijn alle op tijd vernield waren. Bovendien was niet erg ruim brugslagmateriaal meegegeven. Er was juist genoeg voor drie 8-tons bruggen, twee over de IJssel, één bij Westervoort en één bij Zutphen, de derde over het Apeldoorns kanaal. Er lag nog wel materiaal voor nog een brug met 16 ton draagvermogen opgeslagen in Rees op Rijnaken. Dat was bestemd voor een schipbrug bij Westervoort. Maar dat materiaal kon nog niet (over water) worden aangevoerd, omdat Fort Pannerden nog in Nederlandse handen was.
Dat laatste was niet helemaal in de planning meegenomen. De verkenningseenheid (RAS 207) had wel opdracht gekregen om Fort Pannerden te omtrekken en zo snel mogelijk door te stoten richting Elst. Toch was er wel op gerekend dat de schipbrug bij Westervoort al op de eerste dag (A-Tag) gelegd had kunnen worden. Het opleverschema voor deze brug liep nu al meteen een dag vertraging op. Het zware materiaal van 11./AR 256 moest daarom moeizaam met lier en handkracht, trekker gescheiden van affuit en vuurbuis, worden overgezet over de 8-tonsbrug van Westervoort. Zie de foto hiervan in par. 1.6.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten