maandag 14 mei 2018

5.4 Het oprollen

De stellingen noord van de Grebbeberg waren vooral veldstellingen, net als in het voorpostengebied vanwege de inundatie in ophoging gemaakt. Mitrailleurnest en de slaap- en schuilnissen waren gedekt door hout, zand, en aarde. Daarmee "scherfvrij", d.w.z. dat het personeel hierin voldoende beschermd was tegen de scherven van granaatvuur. Dit soort stellingen was niet bestand tegen voltreffers van zwaar geschut. De geweerposities en loopgraven waren open.
Een foto van de stelling van Sgt Vink is opgenomen in par. 3.8. De inrichting van zo'n stelling is weergegeven op het volgend schetsje.

Bron: Dagboek Sgt Vink, NIOD en www.grebbeberg.nl
Links op het schetsje het mitrailleurnest, rechts de geweerposities. In front was de stelling beschermd door prikkeldraad.

Het volgend kaartje (situatie van 11.5.40) geeft aan hoe de verdediging in het tussengebied was ingericht. De stelling van Sgt Vink is in rood gemarkeerd. Niet alle posities waren op 13.5.40 meer bezet. Op de Grebbeberg stond geen artillerie meer. Ook waren enkele secties infanterie, of delen daarvan, verplaatst. Onder meer naar stellingen in Rhenen aan de spoorlijn bij paal 25.

Bron: Eigen bewerking MvO "De Strijd", Kaart C4 (situatie 11.5.40)
Bij het oprollen van de stellingen werd nogal eens buitensporig fysiek geweld gebruikt. Krijgsgevangenen moesten op veel plaatsen hand- en spandiensten verlenen onder eigen en vijandelijk vuur, of werden ingezet als menselijk schild.
In minstens drie bekende situaties lijken krijgsgevangenen zelfs vierkant na overgave te zijn neergeschoten (als represaille voor gesneuvelde kameraden ?). Bij het laatste moeten de namen van Migchelbrink, Van Liempd, en van de slachtoffers bij "Rust Wat", worden genoemd. In die gevallen liet SSDF zich van zijn zwartste en meest meedogenloze kant zien.

Ongetwijfeld kostte het de officieren bij SSDF soms ook moeite de mannen in gevechtssituatie goed in de hand te houden. Vooral als aan één kant van de stelling een witte vlag was getoond en in een andere hoek werd doorgevochten, of het vuur uit onverwachte hoek weer oplaaide. Het lijkt erop dat daarom voor alle zekerheid bij het oprollen bijna standaard na overgave nog een handgranaat werd geworpen in de stelling, en in schuil- en slaapnissen.

In alle hoeken en gaten zag men vijand, ook als die er niet was. De KTB's, vooral de latere verslagen, zijn doorspekt met voorbeelden daarvan. Als sterkste de "verovering" van het ontruimde Wageningen en het al voor een groot deel ook door vijandelijke troepen verlaten Rhenen. Voortdurend was men beducht op schutters vanuit bomen en heggen, ook vanuit de achterhoede. Zelfs Hptm Rechlin heeft zich in zijn gevechtsverslag van 207.ID ("Mit Pommern und Ostmärkern in fünf Tage von Emmerich nach Utrecht") daaraan schuldig gemaakt:

"Een razend vuur uit de stelling noord van deze plaats en Rhenen zelf sluiten het nastoten door sterke krachten naar Rhenen uit. Dak- en boomschutters van de tegenstander vechten uiterst kundig ook nog in de rug van de voorste delen van de bataljons Freyher en Graf von Rittberg [I. en III./322] die in de aanval met elkaar versmolten zijn. [..]
Rhenen in vloeit de eerste strijdgroep van Graf von Rittberg [I. en III./322]. Verbitterd vecht de tegenstander om elk huis. Te laat ! Gesteund door de pantserverkenningswagens van het SS-regiment, vooral in de strijd tegen dakschutters, bereikt de massa van de strijdgroep Graf von Rittberg om 20.15 uur de westrand van Rhenen. De brandende huizen verlichten het voorterrrein. Overal vallen nog schoten."

Was dit een stukje eigen overtuiging of dichterlijke vrijheid ?






Geen opmerkingen:

Een reactie posten