dinsdag 1 mei 2018

4.5 Vuursteun

In de ochtend van 12.5.40 had SSDF de beschikking over vijf onvolledige afdelingen artillerie, drie lichte en twee zware. Samen 52 stukken geschut. Versterking met de zes stukken 21,0 cm Mörser 18 van s Art Abt 735 was onderweg. Vooral dat laatste had nogal wat voeten in de aarde. Die afdeling werd onttrokken aan het buurkorps XXVI.AK, dat beneden de grote rivieren opereerde. Hoe die batterijen bij Arnhem de rivier overgezet moesten worden was een bijzonder vraagstuk. Verder waren er die dag waarschijnlijk meer logistieke problemen op te lossen.

De specificaties van het toegewezen geschut staan in de volgende tabel.


In dit overzicht ontbreekt I./AR 207. Die stond in stelling noordwest van Ede in het vak van 227.ID. Van daaruit was de afstand naar het midden van de Grebbeberg ruim 11 km. In theorie is dan wel mogelijk dat deze afdeling bijvoorbeeld in de nacht van 11.5 op 12.5 storend vuur heeft afgegeven in het vak van 207.ID. Maar deze afdeling wordt niet genoemd in de ochtendmelding van Oberst Metger. Niet als ingezet en niet als beschikbaar. Metger meldde wel uitdrukkelijk, dat II./AR 207 in Heelsum gereedgesteld was met de (munitie)kolonne, ook dat III./AR 311 vanaf 3.20 uur vuurgereed stond en daarna ingezet was.
In de tabel hierboven zijn drie afdelingen met maar twee van de drie organiek beschikbare batterijen opgenomen. De verklaringen hiervoor zijn:

* Van II./AR 207 werd deze dag 5./ aan Gruppe Brückner in de Betuwe afgestaan
* Van IV./AR 256 was 12./ vanaf de eerste gevechtsdag ingedeeld bij 227.ID
* Van s Art Abt 735 was 3./ blijkbaar niet beschikbaar gekomen, ook op de Lagenkarte van het zuidelijk buurkorps waren maar twee batterijen ingetekend

Om al dit geschut nog deze dag in te kunnen zetten waren er verschillende logistieke problemen op te lossen. Voor de verplaatsing van de batterijen en voor de aanvoer van munitie.

In de Duitse verslagen wordt gemeld dat de aanval niet op de geplande tijd (in de vroege ochtend) kon starten. Minstens één bespannen afdeling kwam verlaat aan en het inschieten hield erg op. Het KTB van SSDF zegt hierover:

"Op grond van de gevechten op 11.5. was het regiment tot de overtuiging gekomen, dat een aanval op de Grebbeberg zonder goede artillerievoorbereiding niet mogelijk was. Dit werd bij 207. ID nog in de nacht van 11. op 12.5 bepleit. Er werden door de divisie, voor de op 12.5 vroeg in de morgen geplande aanval, drie lichte en twee zware afdelingen toegezegd. Als gevolg van de verlate aankomst van de voor een deel bespannen afdelingen artillerie en van moeilijke omstandigheden bij het inschieten werd de vuurvoorbereiding van de eerst onder de artilleriecommandant van 207.ID [Kdr AR 207, Oberst Metger], later onder de artilleriecommandant van X.AK [Arko 22, Generalmajor Büchs] gebundelde artillerie zo sterk, dat met de eigenlijke uitwerkingsvuren [vuren met het doel de vijandelijke versterkte posities en artillerie uit te schakelen] pas tegen 12.20 uur kon worden begonnen."

Wat de "verlate aankomst" betreft van de "voor een deel bespannen afdelingen" zal vooral II./AR 207 (uit Oosterbeek/Heelsum) de boosdoener zijn geweest. Maar als enige eenheid kreeg III./AR 207 de volgende dag van Arko 22 uitdrukkelijk bevel zich in te stellen op snelle stellingwissel. Moeizame stellingwisselingen waren al veel eerder, in de voorbereidingen voor "Fall Gelb", als zwak punt gesignaleerd.
In de ochtend veranderde bijna al het op 12.5.40 ingezette geschut van stelling. De twee batterijen 15,0 cm s FH gingen van Renkum naar de bosrand bij Dorskamp. Het geschut van II./AR SS werd van Renkum verplaatst naar de Wageningse Berg. Waarschijnlijk naar het gebied waar eerder III./AR 207 had gestaan. De volgende foto laat misschien wel die verplaatsing zien. Dat ging in een ander tempo dan bij de bespannen eenheden. Het andere militaire verkeer moest maar in de berm wachten.

Bron: Fotocollectie j.f.d. bruinsma, www.grebbeberg.nl
De afdelingen van de divisie zelf stonden westelijker, maar nog altijd een flink stuk oost van de stadskern van Wageningen. In de vork van Grintweg en  Diedenweg, de twee voornaamste wegen van Wageningen naar Bennekom. Dat is te zien op het schetsje in par. 4.4.

Het inschieten verliep ook deze dag moeizaam, omdat de ligging van de vuren op vijandelijke posities en artilleriestellingen nog altijd maar moeilijk nauwkeurig waargenomen kon worden. De commandanten Hptm Von Dosky van 10./ en Hptm Süssmann van 11./AR 256 leidden het vuur daarom vanuit de voorste lijn. De laatste reed zelfs in een pantserwagen verder naar voren om het inschieten op de kazematten bij de Grebbesluis te leiden. Op de verderaf gelegen objecten kon alleen onnauwkeurig kaartvuur of storend vuur afgegeven worden. Toch was de opdracht "vernielen".

Voor het, ook wat gewicht betreft, zware geschut van s Art Abt 735 was er een bijzonder knelpunt voor de verplaatsing naar de sector van 207.ID. Deze vuurmonden wogen opgelegd bijna 23 ton. Ze werden daarom al verdeeld in twee lasten van elk ongeveer 11 ton (affuit en vuurbuis gescheiden) vervoerd. Dat was nog altijd veel meer dan het opgegeven draagvermogen van de pontonbrug bij Westervoort. Toch ging de afdeling volgens nu bekende foto's misschien wel over deze brug. Het blijft een raadsel, want de brug was deze gevechtsdag urenlang niet beschikbaar. De pontons moesten worden uitgevaren om een 16-tons brug te kunnen slaan. In het KTB van de logistiek officier (Ib) van X.AK is dat vastgelegd, kwaad dat hij erg laat daarover was ingelicht.
Uit een foto staat vast, dat de Mörser nog bij daglicht door Arnhem trokken. Gen Maj Büchs kwam zich even na 13.00 uur op het veldhoofdkwartier van X.AK in Velp melden. s Art Abt 735 bevond zich toen nog in Kalkar. De afdeling werd in de vroege ochtend van 13.5 tot vuren gereed gemeld. Het had stellingen betrokken in het gebied tussen de Wageningse Berg en Bennekom. Die locatie blijkt uit de Lagenkarte opgenomen in par. 1.2.

De tijdige aanvoer van munitie was tenslotte nog een knelpunt. Blijkbaar vooral voor de afdelingen III./AR 311 en s Art Abt 735.
De logistiek officier van X.AK tekende in zijn dagboek aan, dat op 12.5.40 door het "vast blijven liggen van de aanval" 250 ton munitie was verschoten. Op 13.5 kwam er een noodsignaal naar Metger. Er zou geen geschikte munitie voor de s FH (lg) 13 meer in het munitiedepot in Wolfheze liggen. Er was wel aanvoer van twee 30-ton kolonnes geregeld met le FH 16 en s FH 18-munitie.
Waarschijnlijk had s Art Abt 735 in de opmars naar Wageningen maar een kleine hoeveelheid munitie bij zich. Uit het depot van de Armee in Wissem moest 130 ton munitie worden aangevoerd. De aanvoer per spoor was tot Zevenaar verzekerd. Maar mogelijk traden er bij het verdere vervoer toch belemmeringen op. Dat zou, samen met het moeizame transport van de batterijen over de Rijn bij Arnhem, de late gereedstelling van de afdeling verklaren.

Update 27-08-21










Geen opmerkingen:

Een reactie posten