Aan de Grift en op de Grebbeberg was de verdediging nog bijna geheel intact. De vooruitgeschoven artillerie van I- en III-8 RA (twee batterijen, resp. één batterij) waren in de avond van 11 mei teruggehaald naar de hoofdstellingen. Die bevonden zich achter de spoorlijn Amersfoort - Kesteren.
Hoofdlijn van verdediging was de Grift, nog altijd bijna volledig op sterkte. Met uitzondering van een enkele (op 10.5.40 nog niet afgewerkte) kazemat of loopgraaf die onbezet gebleven was. Er waren (ook hier) gebrekkige verbindingen en verschillende vuurposities met slecht schootsveld. Het laatste vooral in het Hoornwerk noord van de straatweg en tegenover De Griend. Een enkele vuurpositie was al uitgeschakeld door munitiegebrek of schade. Vermoeidheid, mede door gebrek aan slaap en goede verzorging, verzwakten de verdediging verder.
Dwars over de Grebbeberg liep als tweede lijn van verdediging de stoplijn. Ook die was zwaar bezet, voor een deel zelfs versterkt met teruggevloeid personeel. Naast de geweerposities in open loopgraven met slaap- en schuilnissen, waren hier alleen door hout en zand gedekte opstellingen voor mitrailleur en ander infanteriegeschut. In het gebied tussen frontlijn en stoplijn waren er nog enkele kazematten van het G- of S-type.
Hierachter was een grendellijn, bedoeld als uitgangsstelling om van daaruit een doorgebroken tegenstander terug te werpen. Nog zwak bezet, met open vuurposities vlak achter de insnijding van de spoorweg.
Hierachter was een grendellijn, bedoeld als uitgangsstelling om van daaruit een doorgebroken tegenstander terug te werpen. Nog zwak bezet, met open vuurposities vlak achter de insnijding van de spoorweg.
De drie lijnen van verdediging zijn op het volgend kaartje in paars gemarkeerd.
Bron: Eigen bewerking kaart C.4 uit MvO "De Strijd" deel III/3 |
Aan artillerie hierboven (in rood aangegeven) stond deze dag nog op de Grebbeberg in stelling II-19 RA, een afdeling met 12 stukken Lang Staal, kaliber 12,0 cm. Verder beneden aan de Rijn de batterij voor rivierbestrijking met 2 stukken Zeven Veld, kaliber 7,5 cm.
De inzet van de eigen artillerie is vastgelegd op het kaartje hieronder. Het waren in hoofdzaak vuren op waargenomen vijandelijke doelen. Vooral (als het best waarneembaar door stofwolken, grootte of beweging) op infanteriegeschut en gemotoriseerde verplaatsingen. Verder werden enkele afsluitingsvuren en vuurconcentraties afgegeven. Beide waren bedoeld om aanvoer van versterkingen tenminste tijdelijk te hinderen. De vuurconcentraties vooral ook om schade toe te brengen aan vermoede grotere eenheden vijandelijk personeel en materieel (zoals een gereedstelling van infanterie of verplaatsing van geschut).
De inzet van de eigen artillerie is vastgelegd op het kaartje hieronder. Het waren in hoofdzaak vuren op waargenomen vijandelijke doelen. Vooral (als het best waarneembaar door stofwolken, grootte of beweging) op infanteriegeschut en gemotoriseerde verplaatsingen. Verder werden enkele afsluitingsvuren en vuurconcentraties afgegeven. Beide waren bedoeld om aanvoer van versterkingen tenminste tijdelijk te hinderen. De vuurconcentraties vooral ook om schade toe te brengen aan vermoede grotere eenheden vijandelijk personeel en materieel (zoals een gereedstelling van infanterie of verplaatsing van geschut).
Bron: Ministerie van Oorlog, "De Strijd op Nederlands grondgebied", deel III/3, Kaart C.10 |
Met enkele fragmenten uit de gevechtsverslagen en -rapporten komen nu weer de verdedigers zelf aan het woord. Als eerste het verslag van een gewoon soldaat bij 3-I-8 RA. Dat was een batterij 7 Veld, opgesteld in Rhenen (Vreewijk) (NIMH 511/011).
"Zo brak zondag 1e Pinksterdag aan, het artillerievuur van de vijand werd steeds heviger en wij van onze kant lieten ons niet onbetuigd. [..] 's Morgens kreeg ik behoefte mij een beetje op te knappen, en begaf mij in een der woningen en deed schoon goed aan, want van wassen was de laatste dagen niet veel gekomen [..] Toen ik mij weer zo'n beetje mens begon te voelen, ik had zelfs mijn [been]kappen en schoenen gepoetst [..] gevoelde ik mij weer het heertje en verliet met een sigaar van 12 cent in de mond het huis.
Ik was nog geen twintig meter van dit huis verwijderd of er komt een granaat aansuizen en slaat in. [..] Deze granaat leek wel het sein geweest te zijn geweest om een regen van granaten op ons af te sturen, ook in Rhenen waren al treffers gemeld, en hier en daar ontstond ook al brand. [..]
's Middags kwam een batterij Veld ter versterking in onze reservestelling [Waarschijnlijk is de afdeling I-16 RA bedoeld], want wij hadden al twee stukken onklaar [..].
Maar nu moest er naar die commandant de verschillende gegevens [voorbereide vuren, merkpunten] gebracht worden, en een telefoonleiding naar de nieuwe batterij was nog niet uitgelegd, dus moesten weer een paar ordonnansen op pad en dtmaal waren dat ondergetekende en J. van Dijk. [..]
Na veel vallen, dekken, weer opstaan, hard verder lopen enz. hadden wij de bewuste stelling bereikt. Toen wij de commandant daar onze papieren hadden overhandigd moesten wij weer dezelfde weg terug. [..] Eindelijk toch hadden wij weer onze betrekkelijk veilige stelling bereikt. Er waren zoals de jongens vertelden een paar voltreffers boven op onze stelling terecht gekomen, maar daar waren geen verdere ongelukken gebeurd. [..]
Tegen de avond werd het weer rustig, en hadden wij ook weer wat verpozing, er moest weer munitie naar de stelling gebracht worden vanaf het depot, welke zich bevond onder de grond, en een gedeelte was opgeslagen in een brandweerhuisje in de woningwijk.
Voortdurend vloog een Duitse verkenner boven onze stelling en dan was het maar weer binnen blijven en uitkijken, maar toch geloof ik, dat ze tot het laatste moment onze stelling niet hebben ontdekt.
Zo gingen wij dan de derde nacht in, eten deden we maar zo'n beetje op eigen houtje, want ook op het huis, waar de keukenwagen was ondergebracht, waren enkele granaten terecht gekomen, zodat onze keuken ook al uitgeschakeld was. En van slapen kwam ook niets meer, welk een behoefte we hier ook aan hadden. [..]"
Kapt H. Ballot, commandant van de afdeling 15 cm houwitser III-8 RA, vertelt over deze dag onder meer het volgende (NIMH 511/019). Zijn afdeling stond ook in Rhenen, iets verder naar achteren.
"Vanmorgen weer een uur voor zonsopgang alles bezet, echter geen bijzonderheden. In de nacht is de tweede batterij (2-III-8 RA) met veel lawaai voor ons langs getrokken, teruggenomen uit de vooruitgeschoven stelling. [..] Rechts van ons zien wij bij de Grebbeberg grote rookwolken opstijgen, het brandt daar. [..]
Als de alarmtoestand weer over is ga ik met Malten [de luitenant-artilleriewaarnemer] weer eens in de "Lijstereng" [een verlaten villa vlakbij] kijken. Alles is in orde. In de keuken wassen en scheren wij ons eens lekker. [..] Op de terugweg naar de batterij overvalt ons weer vijandelijk vuur en haastig zoeken wij dekking als 50 meter vóór ons een granaat ontploft. Het is zwaarder kaliber dan gisteren, en het zijn ook schokprojectielen. [..]
Onze middagmaaltijd wordt gestoord, daar we met spoed [voorbereid] vuur 125 er uit moeten gooien, en vlak daarop vuur 123. Een half uur later wordt dit weer herhaald. Er schijnt een aanval op de hoofdweerstandsstrook aan de gang te zijn. [..]
Ook wij liggen meer en meer onder gericht vuur. [..]
Tegen zes uur [in de avond] komt er weer actie, en wordt alles op hun posten gecommandeerd. Als ik mij naar de waarnemingspost spoed, staat er een colonne 7-veld op de luxe autoweg. Het blijkt I-16 RA te zijn, die vanuit het land van Maas en Waal gekomen is om ons te versterken. [..]
Het blijkt dat de gereedstaande batterij [..] in de buurt van mij in stelling moet komen. Ik spreek het vermoeden uit dat zij de reserve of verwisselstelling van een der batterijen van I-8 RA in moeten, en die ligt links voor ons in het lagere voorterrein tussen ons en de spoordijk. [..] Als ik later weer op de waarnemingspost terug kom, is de batterij in stelling gekomen tussen de bomenrij waarin zich mijn waarnemingspost bevindt, zodat ik rechts en links neerkijk op de rechter en tweede stuk. Wat moet daar van terecht komen, ze staan recht voor onze midden batterij op nog geen 90 meter afstand. Als die een ontijdige springer [een projectiel dat voortijdig, in de vuurmond, springt] hebben ! En als morgen de zon opgaat staan ze zó voor de vijand te kijk. En als zij dan vuur trekken lusten wij er meteen van mede. [..] We gaan weer de nacht in. In het voorterrein blijft het levendig. We zien vele branden."
Een verslag uit de voorste lijn vertelt meer over het verloop van de gevechten daar. Vaandrig D.C. de Ridder voerde het bevel over de derde sectie van 2-I-8 RI in het Hoornwerk, noord van de straatweg. De nacht was al enerverend genoeg. Hij schreef in een latere verklaring (NIMH 507/015):
"Rechts achter mijn stelling bevond zich een stuk pag. [pantserafweergeschut] onder de sergeant-capitulant [een sergeant die zich had aangemeld om beroepssergeant te worden] Van Drumpt, die heeft op zaterdag 11 mei 1940 in de schemering een vuurgevecht gehad met een Duitse pantserwagen die zich op de straatweg Rhenen - Wageningen bevond. Door het vuren van ons pag. werd hij teruggedreven in de richting Wageningen. In de nacht van zaterdag op zondag hoorden wij rondom onze stelling allerlei vogelfluitjes. De betekenis daarvan begreep ik niet, doch het waren kennelijk nagebootste vogelgeluiden en dus Duitse militaire signalen [gebruikt bij de gereedstelling voor de beoogde nachtaanval]. Later werden op verschillende plaatsen vuurpijlen afgeschoten. Eén daarvan kwam uit de zak [het niet met eigen vuur te bestrijken gebied] van de boomgaard links achter mij over de stelling heen in de richting van de Rijksweg. Wij hebben steeds op de Duitsers gevuurd. 's Nachts op goed geluk. [..] In de nacht van zaterdag op zondag zag ik dat een Duitser onder de laatste rij Friese ruiters [verplaatsbare hindernissen met prikkeldraad], die tegen de kabelversperring op de weg aanstonden, doorkroop. Vanuit mijn stelling is hij weggeschoten.
De sergeant Wessels van mijn sectie die commandant van het linker stekelvarken [S.14] was, nam waar dat enkele Duitsers liggende bezig waren de draden van onze laatste prikkeldraadversperring door te knippen. Ook deze Duitsers zijn weggeschoten. [..]
Op zondagmorgen hadden wij met een nijpend munitietekort te kampen. [..] Ik heb toen sergeant Wolters en enkele manschappen om nieuwe munitie gestuurd. Van Luitenant Niemantsverdriet [in het zuidelijk deel van het Hoornwerk] heb ik bereids enige patronen gekregen.
Sergeant Wolters is niet meer met munitie teruggekomen. [..] Op zondagmiddag omstreeks 12.00 uur toen mijn munitie nagenoeg op was, ben ik contact gaan zoeken met Luitenant Niemantsverdriet. Ik zag toen dat zijn loopgraven op verschillende plaatsen [door vijandelijk artillerievuur] vernield waren. Ik trof hem in een groepsschuilplaats aan. Hij deelde mij mede dat hij niets meer kon doen omdat zijn vuurwapenen vrijwel allemaal buiten gevecht gesteld waren. [..] Ik ben via de pag.-kazemat naar mijn stelling terug gegaan [..] Toen ik bij mijn stelling terug kwam, bleek het, dat sergeant Wessels met de helft van de sectie over de Grebbesluis terugtrok. Hij deed zulks vermenende dat ik gesneuveld was. [..] De helft van mijn sectie kon ik niet meer terugroepen, omdat zij al over de Grift waren. Ik kon de andere helft van mijn sectie opvangen en ging met hen in onze stelling. Wij hadden toen nog twee mitrailleurs met voor elk nog ongeveer twee trommels munitie. [..] Enige tijd later vernam ik van een mijner soldaten dat er van uit de stelling van [Eerste] Luitenant Timmermans geschreeuwd werd. Ik ging naar achteren [..] en hoorde van Luitenant Timmermans persoonlijk dat order was gegeven dat mijn sectie op de zijne moest terugtrekken. [..] Wij kwamen toen in de loopgraaf van Luitenant Timmermans. [..] Ik ben toen naar Luitenant Slager [zuidelijker in het Hoornwerk] gegaan, terwijl ik mijn mensen over de 1ste en 2de sectie heb verdeeld. Ik ben toen met de Luitenant Slager teruggetrokken. Zondagavond ben ik hem kwijtgeraakt. Ik ontmoette daarna de Kapitein v.d. Berg, die mij opdroeg, met enkele manschappen die ik nog bij mij had de wallen van de tussenverdediging [op de Grebbeberg] bij de groepen zware mitrailleurs te gaan versterken, aan welke order ik voldeed. Kort daarop, dat was zondagavond tegen de schemering, ben ik met enkele mannen teruggetrokken in de richting van de commandopost van het regiment. Ik deed dat omdat verschillende mijner mensen waren verdwenen en dat het daar zo onhoudbaar werd dat de Duitsers ons binnen zeer korte tijd in de rug zouden hebben aangevallen."
Elt G. Londo, commandant over de koepels 16, 19, en 26 (zie het volgend schetsje), tekende op (NIMH 507/020):
"Na 12 mei 3.00 uur verminderde de druk der vijandelijke infanterie. De activiteit der vijandelijke artillerie nam echter hierna toe. Er werd nu door de vijand zwaarder geschut in stelling gebracht, waardoor mijn commandopost in de onmiddellijke nabijheid van koepel 16, voortdurend hevig trilde. In de morgen van 12 mei werd de telefonische verbinding opnieuw verbroken. Een lijnpatrouille herstelde haar. [..]
In de middag van 12 mei werd de vijandelijke druk zo hevig dat de voormelde tirailleursectie [van Elt Timmermans ?] opnieuw naar het noorden uitweek om niet meer terug te komen. Koepel 19 (sergeant Hazewinkel) hield stand totdat het wapen volkomen buiten gevecht werd gesteld. Van koepel 16 en koepel 26 uit werd door onophoudelijk vuur het oprukken van de vijand bemoeilijkt. Het begroeide terrein heeft echter de uitwerking van dit vuur zeer ongunstig beïnvloed.
Het zal ongeveer 16.00 uur geweest zijn toen vijandelijke infanterie uit de bossen van de Cuneraweg in het schootsveld van koepel 16 te voorschijn kwamen. Deze werden onmiddellijk hevig onder vuur genomen en lieten zich niet meer zien. Naar mij later is gebleken zijn deze troepen ten zuiden van de Grebbesluis over de Grift getrokken. [..]"
Sergeant Hazewinkel voegde hier aan toe [NIMH 507/020]:
"Ik heb eerst gezeten in koepel nr. 19, geplaatst in de tirailleursectie van Lt. Slager. [..] De nacht van 11 op 12 mei verliep rustig. [..] Later tegen 18.00 à 18.30 uur kreeg ik een schriftelijke opdracht om terug te trekken op de stelling van Lt. Londo en de aftocht van de troepen rechts van ons te dekken. [..] Wij zijn gebleven tot alle mensen weg waren en hebben steeds door gevuurd. Daarna zijn wij man voor man en sprongsgewijze terug getrokken naar "Heimerstein". [..] Toen wij terug gingen waren de stellingen bij ons geheel verlaten. Wij hadden geen doden en gewonden, wel treffers op de kazemat. [..]
Aangekomen bij Lt. Londo zei deze dat er weer een nieuwe mitrailleur zou komen en dat wij weer terug moesten. Ik vond dit onverantwoordelijk vanwege het hevige vuur. De Lt. Londo vond daarop goed dat wij bleven. Wij bleven in koepel 16 en hebben van daaruit gevuurd. [..] Naderhand kwam er bericht dat wij moesten terug trekken in een stelling aan de overzijde van de weg naar Heimerstein. Nauwelijks waren wij daarin aangekomen of de voorste man in de naderingsloopgraaf [..] gaf zich over en tengevolge daarvan ook de rest. De Duitsers kwamen het bos uit met een schietwapen en handgranaten en haalden ons uit de loopgraaf. Lt. Londo was toen gewond. [..] Wij hebben op de Heimersteinselaan als krijgsgevangenen de gehele nacht gelegen met de neus op de grond. De Duitsers waren bij ons en groeven zich in. Het vuur ging over ons heen. Wanneer men zijn hoofd oplichtte, kreeg men van de Duitsers een trap. Ontvluchten was dus onmogelijk."
Sergeant D. Hulshof gaf in 1947 tenslotte nog de volgende details over het strijdverloop ervaren vanuit de koepels op de voorrand van de Grebbeberg (NIMH 507/023):
Op 12 mei schoten wij in het voorterrein de boerderij "Livonia" in brand. Tengevolge van de rook hadden we toen weinig zicht meer. Die dag kregen we een voltreffer op de schuttersopstelling naast koepel 7. De borstwering stortte ineen, doch personeel werd niet gewond. Ik zat met de no's 1, 2 en 3 in koepel 7; in koepels 5 en 6 zaten sergeant Dekker en een jonge sergeant, die naar ik meen van Dalen heette en elders is gesneuveld. Sergt. van Meeteren [de sectiecommandant] zat in een aparte opstelling bij koepels 5 en 6. [..]
Op 1e Pinksterdag kwamen de Duitsers tot vlak voor ons aan de Grebbesluis, ze klommen tegen de berg op. [..] Even later zag ik de Duitsers vanaf de Cuneraweg naar ons toe komen. De pag die voor ons stond werd omsingeld, de bediening ervan stond met de handen omhoog. Op dat moment hebben we over deze groep heen geschoten. [..] Ten gevolge van de dode hoek konden we op de Duitsers geen vuur uitbrengen. Het gevolg van ons vuren was echter, dat we zelf treffers in de schietsleuven kregen. Ik had van mijn stuk toen nog 3 man over. Een paar etenhalers die ik weggestuurd had waren niet teruggekeerd, ook waren enige van mijn mensen naar sergt. Van Meeteren gegaan. We hadden vanuit onze loopgraven een trap gemaakt naar een wandelpad. Door dit wandelpad gingen wij naar de kwekerij van de Ridder, die door een muur was omgeven. Achter langs deze muur kwamen wij bij de koepels 5 en 6. Deze lagen onder vuur en waren verlaten. [..]
"Zo brak zondag 1e Pinksterdag aan, het artillerievuur van de vijand werd steeds heviger en wij van onze kant lieten ons niet onbetuigd. [..] 's Morgens kreeg ik behoefte mij een beetje op te knappen, en begaf mij in een der woningen en deed schoon goed aan, want van wassen was de laatste dagen niet veel gekomen [..] Toen ik mij weer zo'n beetje mens begon te voelen, ik had zelfs mijn [been]kappen en schoenen gepoetst [..] gevoelde ik mij weer het heertje en verliet met een sigaar van 12 cent in de mond het huis.
Ik was nog geen twintig meter van dit huis verwijderd of er komt een granaat aansuizen en slaat in. [..] Deze granaat leek wel het sein geweest te zijn geweest om een regen van granaten op ons af te sturen, ook in Rhenen waren al treffers gemeld, en hier en daar ontstond ook al brand. [..]
's Middags kwam een batterij Veld ter versterking in onze reservestelling [Waarschijnlijk is de afdeling I-16 RA bedoeld], want wij hadden al twee stukken onklaar [..].
Maar nu moest er naar die commandant de verschillende gegevens [voorbereide vuren, merkpunten] gebracht worden, en een telefoonleiding naar de nieuwe batterij was nog niet uitgelegd, dus moesten weer een paar ordonnansen op pad en dtmaal waren dat ondergetekende en J. van Dijk. [..]
Na veel vallen, dekken, weer opstaan, hard verder lopen enz. hadden wij de bewuste stelling bereikt. Toen wij de commandant daar onze papieren hadden overhandigd moesten wij weer dezelfde weg terug. [..] Eindelijk toch hadden wij weer onze betrekkelijk veilige stelling bereikt. Er waren zoals de jongens vertelden een paar voltreffers boven op onze stelling terecht gekomen, maar daar waren geen verdere ongelukken gebeurd. [..]
Tegen de avond werd het weer rustig, en hadden wij ook weer wat verpozing, er moest weer munitie naar de stelling gebracht worden vanaf het depot, welke zich bevond onder de grond, en een gedeelte was opgeslagen in een brandweerhuisje in de woningwijk.
Voortdurend vloog een Duitse verkenner boven onze stelling en dan was het maar weer binnen blijven en uitkijken, maar toch geloof ik, dat ze tot het laatste moment onze stelling niet hebben ontdekt.
Zo gingen wij dan de derde nacht in, eten deden we maar zo'n beetje op eigen houtje, want ook op het huis, waar de keukenwagen was ondergebracht, waren enkele granaten terecht gekomen, zodat onze keuken ook al uitgeschakeld was. En van slapen kwam ook niets meer, welk een behoefte we hier ook aan hadden. [..]"
Kapt H. Ballot, commandant van de afdeling 15 cm houwitser III-8 RA, vertelt over deze dag onder meer het volgende (NIMH 511/019). Zijn afdeling stond ook in Rhenen, iets verder naar achteren.
"Vanmorgen weer een uur voor zonsopgang alles bezet, echter geen bijzonderheden. In de nacht is de tweede batterij (2-III-8 RA) met veel lawaai voor ons langs getrokken, teruggenomen uit de vooruitgeschoven stelling. [..] Rechts van ons zien wij bij de Grebbeberg grote rookwolken opstijgen, het brandt daar. [..]
Als de alarmtoestand weer over is ga ik met Malten [de luitenant-artilleriewaarnemer] weer eens in de "Lijstereng" [een verlaten villa vlakbij] kijken. Alles is in orde. In de keuken wassen en scheren wij ons eens lekker. [..] Op de terugweg naar de batterij overvalt ons weer vijandelijk vuur en haastig zoeken wij dekking als 50 meter vóór ons een granaat ontploft. Het is zwaarder kaliber dan gisteren, en het zijn ook schokprojectielen. [..]
Onze middagmaaltijd wordt gestoord, daar we met spoed [voorbereid] vuur 125 er uit moeten gooien, en vlak daarop vuur 123. Een half uur later wordt dit weer herhaald. Er schijnt een aanval op de hoofdweerstandsstrook aan de gang te zijn. [..]
Ook wij liggen meer en meer onder gericht vuur. [..]
Tegen zes uur [in de avond] komt er weer actie, en wordt alles op hun posten gecommandeerd. Als ik mij naar de waarnemingspost spoed, staat er een colonne 7-veld op de luxe autoweg. Het blijkt I-16 RA te zijn, die vanuit het land van Maas en Waal gekomen is om ons te versterken. [..]
Het blijkt dat de gereedstaande batterij [..] in de buurt van mij in stelling moet komen. Ik spreek het vermoeden uit dat zij de reserve of verwisselstelling van een der batterijen van I-8 RA in moeten, en die ligt links voor ons in het lagere voorterrein tussen ons en de spoordijk. [..] Als ik later weer op de waarnemingspost terug kom, is de batterij in stelling gekomen tussen de bomenrij waarin zich mijn waarnemingspost bevindt, zodat ik rechts en links neerkijk op de rechter en tweede stuk. Wat moet daar van terecht komen, ze staan recht voor onze midden batterij op nog geen 90 meter afstand. Als die een ontijdige springer [een projectiel dat voortijdig, in de vuurmond, springt] hebben ! En als morgen de zon opgaat staan ze zó voor de vijand te kijk. En als zij dan vuur trekken lusten wij er meteen van mede. [..] We gaan weer de nacht in. In het voorterrein blijft het levendig. We zien vele branden."
Een verslag uit de voorste lijn vertelt meer over het verloop van de gevechten daar. Vaandrig D.C. de Ridder voerde het bevel over de derde sectie van 2-I-8 RI in het Hoornwerk, noord van de straatweg. De nacht was al enerverend genoeg. Hij schreef in een latere verklaring (NIMH 507/015):
"Rechts achter mijn stelling bevond zich een stuk pag. [pantserafweergeschut] onder de sergeant-capitulant [een sergeant die zich had aangemeld om beroepssergeant te worden] Van Drumpt, die heeft op zaterdag 11 mei 1940 in de schemering een vuurgevecht gehad met een Duitse pantserwagen die zich op de straatweg Rhenen - Wageningen bevond. Door het vuren van ons pag. werd hij teruggedreven in de richting Wageningen. In de nacht van zaterdag op zondag hoorden wij rondom onze stelling allerlei vogelfluitjes. De betekenis daarvan begreep ik niet, doch het waren kennelijk nagebootste vogelgeluiden en dus Duitse militaire signalen [gebruikt bij de gereedstelling voor de beoogde nachtaanval]. Later werden op verschillende plaatsen vuurpijlen afgeschoten. Eén daarvan kwam uit de zak [het niet met eigen vuur te bestrijken gebied] van de boomgaard links achter mij over de stelling heen in de richting van de Rijksweg. Wij hebben steeds op de Duitsers gevuurd. 's Nachts op goed geluk. [..] In de nacht van zaterdag op zondag zag ik dat een Duitser onder de laatste rij Friese ruiters [verplaatsbare hindernissen met prikkeldraad], die tegen de kabelversperring op de weg aanstonden, doorkroop. Vanuit mijn stelling is hij weggeschoten.
De sergeant Wessels van mijn sectie die commandant van het linker stekelvarken [S.14] was, nam waar dat enkele Duitsers liggende bezig waren de draden van onze laatste prikkeldraadversperring door te knippen. Ook deze Duitsers zijn weggeschoten. [..]
Op zondagmorgen hadden wij met een nijpend munitietekort te kampen. [..] Ik heb toen sergeant Wolters en enkele manschappen om nieuwe munitie gestuurd. Van Luitenant Niemantsverdriet [in het zuidelijk deel van het Hoornwerk] heb ik bereids enige patronen gekregen.
Sergeant Wolters is niet meer met munitie teruggekomen. [..] Op zondagmiddag omstreeks 12.00 uur toen mijn munitie nagenoeg op was, ben ik contact gaan zoeken met Luitenant Niemantsverdriet. Ik zag toen dat zijn loopgraven op verschillende plaatsen [door vijandelijk artillerievuur] vernield waren. Ik trof hem in een groepsschuilplaats aan. Hij deelde mij mede dat hij niets meer kon doen omdat zijn vuurwapenen vrijwel allemaal buiten gevecht gesteld waren. [..] Ik ben via de pag.-kazemat naar mijn stelling terug gegaan [..] Toen ik bij mijn stelling terug kwam, bleek het, dat sergeant Wessels met de helft van de sectie over de Grebbesluis terugtrok. Hij deed zulks vermenende dat ik gesneuveld was. [..] De helft van mijn sectie kon ik niet meer terugroepen, omdat zij al over de Grift waren. Ik kon de andere helft van mijn sectie opvangen en ging met hen in onze stelling. Wij hadden toen nog twee mitrailleurs met voor elk nog ongeveer twee trommels munitie. [..] Enige tijd later vernam ik van een mijner soldaten dat er van uit de stelling van [Eerste] Luitenant Timmermans geschreeuwd werd. Ik ging naar achteren [..] en hoorde van Luitenant Timmermans persoonlijk dat order was gegeven dat mijn sectie op de zijne moest terugtrekken. [..] Wij kwamen toen in de loopgraaf van Luitenant Timmermans. [..] Ik ben toen naar Luitenant Slager [zuidelijker in het Hoornwerk] gegaan, terwijl ik mijn mensen over de 1ste en 2de sectie heb verdeeld. Ik ben toen met de Luitenant Slager teruggetrokken. Zondagavond ben ik hem kwijtgeraakt. Ik ontmoette daarna de Kapitein v.d. Berg, die mij opdroeg, met enkele manschappen die ik nog bij mij had de wallen van de tussenverdediging [op de Grebbeberg] bij de groepen zware mitrailleurs te gaan versterken, aan welke order ik voldeed. Kort daarop, dat was zondagavond tegen de schemering, ben ik met enkele mannen teruggetrokken in de richting van de commandopost van het regiment. Ik deed dat omdat verschillende mijner mensen waren verdwenen en dat het daar zo onhoudbaar werd dat de Duitsers ons binnen zeer korte tijd in de rug zouden hebben aangevallen."
Elt G. Londo, commandant over de koepels 16, 19, en 26 (zie het volgend schetsje), tekende op (NIMH 507/020):
Bron: Kaartmateriaal www.grebbeberg.nl |
In de middag van 12 mei werd de vijandelijke druk zo hevig dat de voormelde tirailleursectie [van Elt Timmermans ?] opnieuw naar het noorden uitweek om niet meer terug te komen. Koepel 19 (sergeant Hazewinkel) hield stand totdat het wapen volkomen buiten gevecht werd gesteld. Van koepel 16 en koepel 26 uit werd door onophoudelijk vuur het oprukken van de vijand bemoeilijkt. Het begroeide terrein heeft echter de uitwerking van dit vuur zeer ongunstig beïnvloed.
Het zal ongeveer 16.00 uur geweest zijn toen vijandelijke infanterie uit de bossen van de Cuneraweg in het schootsveld van koepel 16 te voorschijn kwamen. Deze werden onmiddellijk hevig onder vuur genomen en lieten zich niet meer zien. Naar mij later is gebleken zijn deze troepen ten zuiden van de Grebbesluis over de Grift getrokken. [..]"
Sergeant Hazewinkel voegde hier aan toe [NIMH 507/020]:
"Ik heb eerst gezeten in koepel nr. 19, geplaatst in de tirailleursectie van Lt. Slager. [..] De nacht van 11 op 12 mei verliep rustig. [..] Later tegen 18.00 à 18.30 uur kreeg ik een schriftelijke opdracht om terug te trekken op de stelling van Lt. Londo en de aftocht van de troepen rechts van ons te dekken. [..] Wij zijn gebleven tot alle mensen weg waren en hebben steeds door gevuurd. Daarna zijn wij man voor man en sprongsgewijze terug getrokken naar "Heimerstein". [..] Toen wij terug gingen waren de stellingen bij ons geheel verlaten. Wij hadden geen doden en gewonden, wel treffers op de kazemat. [..]
Aangekomen bij Lt. Londo zei deze dat er weer een nieuwe mitrailleur zou komen en dat wij weer terug moesten. Ik vond dit onverantwoordelijk vanwege het hevige vuur. De Lt. Londo vond daarop goed dat wij bleven. Wij bleven in koepel 16 en hebben van daaruit gevuurd. [..] Naderhand kwam er bericht dat wij moesten terug trekken in een stelling aan de overzijde van de weg naar Heimerstein. Nauwelijks waren wij daarin aangekomen of de voorste man in de naderingsloopgraaf [..] gaf zich over en tengevolge daarvan ook de rest. De Duitsers kwamen het bos uit met een schietwapen en handgranaten en haalden ons uit de loopgraaf. Lt. Londo was toen gewond. [..] Wij hebben op de Heimersteinselaan als krijgsgevangenen de gehele nacht gelegen met de neus op de grond. De Duitsers waren bij ons en groeven zich in. Het vuur ging over ons heen. Wanneer men zijn hoofd oplichtte, kreeg men van de Duitsers een trap. Ontvluchten was dus onmogelijk."
Sergeant D. Hulshof gaf in 1947 tenslotte nog de volgende details over het strijdverloop ervaren vanuit de koepels op de voorrand van de Grebbeberg (NIMH 507/023):
Op 12 mei schoten wij in het voorterrein de boerderij "Livonia" in brand. Tengevolge van de rook hadden we toen weinig zicht meer. Die dag kregen we een voltreffer op de schuttersopstelling naast koepel 7. De borstwering stortte ineen, doch personeel werd niet gewond. Ik zat met de no's 1, 2 en 3 in koepel 7; in koepels 5 en 6 zaten sergeant Dekker en een jonge sergeant, die naar ik meen van Dalen heette en elders is gesneuveld. Sergt. van Meeteren [de sectiecommandant] zat in een aparte opstelling bij koepels 5 en 6. [..]
Op 1e Pinksterdag kwamen de Duitsers tot vlak voor ons aan de Grebbesluis, ze klommen tegen de berg op. [..] Even later zag ik de Duitsers vanaf de Cuneraweg naar ons toe komen. De pag die voor ons stond werd omsingeld, de bediening ervan stond met de handen omhoog. Op dat moment hebben we over deze groep heen geschoten. [..] Ten gevolge van de dode hoek konden we op de Duitsers geen vuur uitbrengen. Het gevolg van ons vuren was echter, dat we zelf treffers in de schietsleuven kregen. Ik had van mijn stuk toen nog 3 man over. Een paar etenhalers die ik weggestuurd had waren niet teruggekeerd, ook waren enige van mijn mensen naar sergt. Van Meeteren gegaan. We hadden vanuit onze loopgraven een trap gemaakt naar een wandelpad. Door dit wandelpad gingen wij naar de kwekerij van de Ridder, die door een muur was omgeven. Achter langs deze muur kwamen wij bij de koepels 5 en 6. Deze lagen onder vuur en waren verlaten. [..]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten