vrijdag 16 februari 2018

1.2 Samenvatting

SSDF, de stoottroep van 207.ID, begon vol zelfvertrouwen aan de opmars naar Utrecht. De Duitse legerleiding verwachtte eigenlijk in één dag daar bijna al te zijn. Dat bleek veel te optimistisch. Het lang voorbereide aanvalsplan dat uitging van een snelle overrompeling met een pantsertrein voorop, viel in het water. Daar was al rekening mee gehouden, want er was ook een plan B.

De eerste dag leek nog genoeg goed te gaan, al kreeg men geen enkele brug over Nederrijn of IJssel meer bruikbaar in handen. De ingezette overvalploegen hebben niet kunnen verhinderen dat die bruggen stuk voor stuk werden opgeblazen. Pantsertrein en spoorweggeschut hadden toen geen taak meer op dit front en werden teruggehaald.
Een voorhoede van SSDF stak bij Westervoort met rubberboten de IJssel over. Een andere eenheid opende later die dag bij Doesburg een bruggenhoofd.
In de avond konden de vooruitgestuurde delen van SSDF en de divisie in Renkum, Bennekom, en Wageningen bivak maken. Even leek het er zelfs op dat het eerste belangrijke doel, de Grebbeberg, was bereikt. Dat bleek toch een vergissing. Er verstreken drie volle dagen voordat bij Rhenen een beslissende doorbraak kon worden geforceerd. Dat was veel langer dan aan Duitse zijde in het begin was ingeschat.

Het is achteraf wel te verklaren dat de strijd in deze sector nog zo lang duurde. Er werden hier pioniers en infanteristen als aanvalsgroep gebruikt, geen pantsers. Ze werden ook slecht gesteund door luchtstrijdkrachten (nauwelijks), of door artillerie (meer, maar niet effectief genoeg). 
Opvallend is, dat het ingedeelde geschut (bijna 60 vuurmonden) sterk versnipperd werd en zeer behoedzaam optrad. Het bleef op te grote afstand van de kazematten in de hoofdverdedigingszone om die te kunnen vernielen. De trefkans en het doorslagvermogen was daarvoor te klein. Er werd nog wel wat zwaarder geschut aangetrokken (21 cm Mörser 18) van een zuidelijk buurkorps. Maar ook dat werd op een veilige plek in stelling gebracht. Te ver weg om versterkte posities uit te schakelen, of vijandelijke artillerie effectief te bestrijden. Het kon daar niet veel meer doen dan storend vuur afgeven en verdedigers in dekking dwingen.
Opvallend is verder, dat zo weinig luchtdoelgeschut werd meegegeven. Niet meer dan een enkel stuk 8,8 cm Flak, en een batterij 2,0 cm Flak (Flakgruppe Niederstrasser). Op dringend verzoek leverde X.AK 11.5.40 een batterij 8,8 cm Flak (3-II./Flak 241). Een dag later stond een Heeres Flakregiment nog drie stukken af van een batterij (5./Flak 404) voor bescherming van de brug bij Westervoort.

Niet alle feiten over de strijd op Nederlands grondgebied in mei 1940 zijn te achterhalen. Wel duikt nog altijd nieuwe informatie op en zijn met onze computers bestanden wereldwijd gemakkelijker te doorzoeken. Toch staan er nog altijd veel interessante vragen open. Zoals:

* Zijn er, vóór de opmars van deze divisie uit, werkelijk parachutisten in en bij de Nieuwe Hollandse Waterlinie neergelaten zoals in een eerste aanvalsplan staat ?
* Wat was het doel van de ingedeelde pantsertrein (Pz Zug 7) die moest opstomen naar Ede, wat was daar dan van beslissend belang ?
* Waarom werd bij Elten een stelling ingericht voor een stuk spoorweggeschut (EB 674), wat voor type was dit, en op welke doelen had men dit kanon zo nodig willen inzetten ?
* Waarom duurde het zo lang voordat er aanvulling van de artillerie kwam met twee batterijen 21 cm Mörser (van s Art Abt 735), hoe gingen die bij Arnhem over de rivier, en waar was toen de derde batterij die de afdeling op papier al had ?

Waar hebben we het dan over, en wat zijn de mogelijke antwoorden ?

Parachutisten ?
Tijdens de gevechtsdagen werden op veel plaatsen dingen gezien die er niet waren. Vaak zag men wolkjes van ontploffende afweergeschutgranaten voor parachutisten aan. Soms waren er werkelijk wel een  paar parachutes, maar dan van bemanningsleden die uit een aangeschoten vliegtuig gesprongen waren. Tenslotte zijn er nog wat op weinig feiten gebaseerde verhalen die al snel geloofd en doorverteld werden als waar gebeurd. In juli 1940 werd in de "Militaire spectator" een bijdrage geplaatst met een kaartje waarop zo'n aanval in de rug voorkwam. Het was een vertaling van de bijdrage van Generaal-majoor a.D. Emil Pascher, eerder geplaatst in het juni-nummer van de "Militär-wissenschaftliche Mitteilungen".


Lkol. E.H. Brongers, deed jarenlang grondig onderzoek naar het verloop van de strijd. Hij kwam tot de slotsom dat dit verhaal niet waar kon zijn. Het was wel zo, dat er plannen voor zo'n operatie waren geweest. In zijn boek "Opmars naar Rotterdam" (Deel 1, derde druk, pag. 38) schreef hij:

"Volledigheidshalve moet worden opgemerkt dat er tevoren nog ideeën hadden bestaan voor een luchtlanding op Walcheren (om de scheepvaart naar Antwerpen te blokkeren), later gevolgd door een voornemen om troepen achter de Grebbelinie neer te laten. Ze werden alle door generaal Student als onuitvoerbaar of te riskant verworpen."

Er is toch nog wel een kleine kans dat er een kern van waarheid in dit parachutistenverhaal zit. Er werd op de eerste gevechtsdag een groep parachutisten van 70 man bij Woerden gevangen genomen. Dat is precies de omvang die zo'n taskforce zou kunnen hebben gehad.

Doel Pz Zug 7 ?
De oorlogsdagboeken en bevelen van de Duitse legerleiding zijn hierover nu wel duidelijk. In het begin van de planfase was er informatie dat zich in Ede een belangrijke legerstaf bevond. Die wilden de plannenmakers van "Fall Gelb" (net als de legerleiding in Den Haag) overvallen en gevangen nemen, om daarmee de hollandse verdediging zo snel mogelijk te verstoren of zelfs te verlammen. Later bleek dat stukje informatie onjuist en werden de plannen aangepast.

Doel Ede bleef. Maar alleen om van daaruit (net als bij Mill gebeurde voor de Peel-Raamstelling) een doorbraak door de Grebbelinie te forceren, en zo mogelijk troepen in de rug van die linie uit te laden. In Divsionsbefehl Holl. Nr. 2 van 207.ID staat (vertaald):

"De divisie stoot, [..] gemotoriseerde eenheden en spoorweggroep Zugspitze vooruit, over Doesburg en Arnhem (hier het zwaartepunt) door in de richting van Ede en Wageningen [..].
Opdracht voor de gemotoriseerde eenheden en spoorweggroep is, snel de IJsselovergangen onvernield te veroveren, meteen richting Ede en Wageningen verder door te stoten, de Grebbelinie westelijk van Wageningen te doorbreken en een bruggenhoofd bij Rhenen te vormen en vast te houden."

Doel EB 674 ?
Voor dit zeer zware geschut was bij Elten een stelling gereed. In het zojuist aangehaald divisiebevel staat hierover (vertaald):

"EB 674 (1 vuurmond) wordt op speciaal bevel van X.AK aangetrokken naar de vuurstelling 1 km zuidoost van station Elten (in de bocht van de spoorlijn). Inschieten met  Aufkl.St.4.(H)/21."

Voor EB 674 was oud scheepsgeschut hergebruikt, waarschijnlijk van een schip uit de Wittelsbach-klasse. Het was een stuk 24 cm SK L/40 (Theodor). Na modificatie door Krupp verschoot dit soort vuurmonden brisantgranaten met een gewicht van bijna 150 kg. Het bereik was 26.750 m. Het werd in en na de Westfeldzug ingezet op zwaartepunten, resp. voor kustverdediging. We weten al dat Arnhem het eerste zwaartepunt was (zie boven, divisiebevel voor de spoorweggroep).

Waarvoor spoorweggeschut bedoeld en het meest geschikt was, staat in een geheim document van 27.1.41, "Auswertung der Erfahrungen der Artillerie im Westen" (vertaald):

"Het voordeligst kan het zwaarste vlakbaanvuur ingezet worden tegen knooppunten van de aanvoer, stations, wegkruisingen, [en op] bewoond gebied en gereedstellingen in bossen. Bij laatstgenoemde doelen wordt de uitwerking van projectielen sterk vergroot, doordat het vaak op halve hoogte in de bomen tot detonatie komt.
Tegen pantserforten en bunkers is geen directe uitwerking te verwachten. De psychologische uitwerking op personeel in vestingen, als ook op de steden [stedelijke bevolking], was groot.
Tegen batterijen kan alleen met voldoende inzet van munitie op vernieling worden gerekend."

De opstelling bij Elten was mogelijk toch vooral bedoeld om Fort Westervoort uit te schakelen. Als EB 674 ongehinderd door had kunnen rijden, was ook de Grebbeberg binnen vuurbereik gekomen.

s Art Abt 735 ?
Op een kaart van XXVI.AK op 10.5.40 staan maar twee batterijen 21,0 cm Mörser 18 van s Art Abt 735 ingetekend. De afdeling was op 15.5.40 wel compleet. Waarschijnlijk is, dat de derde batterij (die 15.4. opgesteld zou worden) later dan gepland beschikbaar kwam. Op een kaart van X.AK voor 13.5.40 staan er ook nog maar twee ingetekend, op de heuvelrug tussen Wageningen en Bennekom:

Bron: Bundesarchiv-Militärarchiv Freiburg. Signatur RH 24-10/48K
De s Art Abt 735 was ingedeeld bij het buurkorps, XXVI.AK. Op 11.5.40 kreeg zij rond 16.00 uur opdracht naar X.AK op te trekken, over Calcar naar Arnhem. Na Rijnovergang daar zou de afdeling onder bevel van 207. ID komen.
Van vertrek tot  vuurklaar in stelling staan bij deze divisie vroeg ruim anderhalve dag. Volgens foto's ging de afdeling op 12.5.40 overdag bij Arnhem de Rijn over. Ze betrok stellingen NO van Wageningen en werd daar in de vroege ochtend van 13.5.40 gereed gemeld om te vuren.

Verplaatsing vroeg in de eerste plaats zoveel tijd, omdat de afdeling sterk in haar opmars gehinderd werd. Er was grote verkeerschaos ontstaan op de vaak smalle wegen en bij bruggen. De s Art Abt 735 werd daarom uitdrukkelijk verboden, tegen de verkeersstroom in, terug over de Maas te gaan als ze die al gepasseerd zouden zijn. Dat verbod zal zijn genegeerd. Op een kaartje van XXVI.AK staan de twee batterijen op 10.5.40 al west van de Maas, in het vak van 254.ID.

Verdere vertragingen traden op bij de rivierovergang bij Arnhem. Dat moest per militair veer of over een 8-tons pontonbrug.  Per vuurmond in drie keer (Zugkraftwagen, Lafettewagen, Rohrwagen), en ook hier was al ernstige verkeershinder. De brug zou laat in de avond worden uitgevaren om een 16-tons vaste brug te slaan. Bijna al het verkeer werd daarom al uren eerder niet meer doorgelaten.

Veel tijd was tenslotte in de nacht van 12.5 op 13.5.40 nodig om dit soort zwaar en onhandelbaar geschut vuurgereed in stelling te brengen. De beste plaats voor opstelling moest gezocht en gekozen worden. Dan de stelling ingericht, het geschut geplaatst en ingemeten, munitie klaar gelegd. Alleen het afkoppelen van de twee geschutdelen (affuit en vuurbuis), samenvoegen tot compleet stuk, en plaatsen, kostte een geoefende bediening al twee uur.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten