zondag 22 april 2018

3.8 Ervaringen

De eerste emoties, over de inval, en het geweldig aantal vliegtuigen die de grote overmacht lieten zien van het Duitse leger, waren verwerkt. Naast de gewone routines was het hier en daar druk geweest. Verder bleef het tamelijk rustig, al waren er ook nieuwe spanningen. De oorlogsgeluiden klonken nog wel ver weg en de gemelde resultaten waren zelfs onverwacht gunstig. Er waren toch vlakbij al kleine eenheden vijand gesignaleerd. Parachutisten, pantserwagens, partijgangers (burgers die met de vijand meevochten) met licht geschut. Geruchten, goede en slechte, werden gretig, voor waar gebeurd en zelf gezien, doorverteld.

In de stellingen was de vorige dag nog veel gedaan. Bomen zoveel mogelijk omgehakt en op andere manieren het schootsveld verruimd. Proviand gehaald, munitie en voorraden aangevuld, de wapens nog een keer nagezien, versterkingen op enkele punten wat verbeterd, de laatste orders gegeven.

Sgt Vink van 1-II-8 RI bezette met zijn mannen een veldstelling aan de Cuneraweg, een paar honderd meter noordoost van de Grift. Die stelling staat op de volgende winterse foto.

Bron: www.grebbeberg.nl
Hij schreef over de eerste oorlogsdag in zijn dagboek (bijgehouden van 7 mei tot 16 juni 1940):

"Reeds kort na aankomst in de stelling deelde de kapitein ons mede dat Nederland aan Duitsland, dat op zo brute wijze onze neutraliteit geschonden had, de oorlog verklaard en de hulp van Engeland en Frankrijk ingeroepen had. De verdere dag bleef voor ons rustig zodat we ons buiten de stellingen konden ophouden.
We verdeelden de noodvoorraden en munitie en vulden de handgranaten. Ik liet het hout kappen vóór mijn stelling en liet door twee man het rogge maaien, die op het veld vóór mij het uitzicht belemmerde. Ik slaagde er die dag in het schootsveld voor de mitrailleur vrij te krijgen. 
Van de Engelse verkenningsvliegtuigen, herkenbaar aan een witte ring onder het toestel [geschilderd op de buik] welke volgens ontvangen bericht een verkenningsvlucht zouden maken en waarop dus niet geschoten mocht worden, werd niets gezien.
's Avonds werd nog in opdracht van den opperbevelhebber mededeling gedaan van een proclamatie van H.M. de Koningin waarin deze haar tevredenheid betuigde over de troepen van de IJssellinie, welke de Duitsers enige malen hadden teruggeslagen. Kort daarna kregen we bericht dat een Duitse patrouille van ongeveer 30 man in het terrein vóór de Grift gezien was. Daar het bij ons rustig bleef, gingen we om 9 uur slapen in de schuur van Mandersloot, waar stro was gespreid. In elke stelling bleef alleen een piket van 2 man achter bij de mitrailleur. Tegen middernacht begon een artilleriegevecht dat enige tijd duurde. Door een niet goed doorgegeven order werden de stellingen bezet waar we verder de gehele nacht bleven. Menu [van deze dag] Capucijners."

Het (eerste) legerbericht dat op 11.05.40 werd voorgelezen op de radio en een dag later in de krant verscheen was op bijna alle punten (veel te) positief:

"Franse en Engelse strijdkrachten zijn ons te hulp gesneld [..]
Na verwoede aanvallen van onze troepen, welke vier uur duurden, is Mill dat gisteren in handen van de vijand is geweest, diezelfde dag door ons hernomen. Daarbij werd de gehele Duitse bezetting van een pantsertrein vernietigd.
Volgens de laatste berichten van het oude fort Pannerden, hield de bezetting, ondanks de vijandelijke actie, hardnekkig stand. Ten Oosten van Arnhem en meer stroomafwaarts is de vijand er in geslaagd de IJssel te overschrijden. [..]
Hoewel op enkele plaatsen wederom parachutisten zijn gedaald, is hun aantal zeer gering. Zij deelden het lot van de gisteren gelande parachutetroepen en werden grotendeels vernietigd."

De meldingen- en berichtenregisters (BMR's) van ons leger weerspiegelen een groot gebrek aan goede informatie en daardoor ontbrekend overzicht bij de legerleiding. Meldingen werden er meer dan voldoende ontvangen, maar ze waren lang niet altijd nuttig. Het probleem was bruikbaar van onbruikbaar en feit van fictie te scheiden. Bijvoorbeeld in het BMR van II LK is deze dag vastgelegd:

"0.45 [uur] C[ommandant van de]-IV Div[isie] meldt hevig mitr[ailleur]vuur Zuid van Wageningen. Parachutisten.
2.15 C-IV Div meldt, dat aanval op Veenendaal wordt verwacht.
5.07 C-IV Div meldt: geen bijzonderheden, geen gevechtsaanraking.
8.00 C-IV Div meldt dat a[rtillerie]vu[ur] uit richting Wageningen o.a. ligt op 16 MC [Grebbeberg]."

Veel [zoals we nu weten] juiste informatie kwam niet door of werd terzijde gelegd. Middelen om gegevens te controleren waren er ook nauwelijks. De weinige uitgevoerde verkenningen door huzaren of vliegtuigen leverden niet veel bruikbare informatie op.
Een Renkums burger deelde zijn ervaringen later in een publikatie ("Schouwburcht, 60 jaar na dato!", in "Echo's van zes dorpen", april 2002).

"De nacht van vrijdag op zaterdag 10 [vrijdag 10 op zaterdag 11] mei verliep zeer onrustig, steeds hoorden we Duitse militairen praten, dan dichtbij en dan weer veraf, maar toen het ten 04.30 uur licht werd, zagen we wat er gaande was. Deze militairen liepen bij ons door de groentetuin en plaatsten via de Schoolweg (nu Don Boscoweg) zware kanonnen (zogenaamde 'Dikke Bertha's') bij ons in het aardappelenveld, waarbij de plantjes finaal kapot gereden werden, vlak achter de huizen van de Le Maitreweg. [..]
Vooral toen om +/- 07.30 uur het eerste schot afging, dachten we: "De huisjes storten in elkaar". Het was één grote stofwolk in huis en we stikten bijna van dat stof."

Deze informatie wordt in een andere naoorlogse publicatie bevestigd (in: "De Oorlogsjaren 1940 - 1945", F.A.J. Mesker, zonder datum). Hij schreef op dat er in Renkum bij de Katholieke jongensschool [in de Schoolstraat] 5 kanonnen werden opgesteld om de Grebbeberg te beschieten.

Een inwoner van Wageningen schreef (in: "Wageningen in oorlogsbrand", A. Rietveld, 2005):

"Op de tweede dag van de oorlog, 11 mei lag de woning aan de Dolderstraat in de vuurlinie. Er kwamen steeds meer Duitsers uit de richting Renkum. Allemaal op paarden die de zware kanonnen trokken. Op de westkant van de Eng, bij de Diedenweg, werd dat opgesteld. [..] Vanaf de Grebbeberg bij Rhenen werden de Duitse geschutsopstellingen [later] onder vuur genomen. Ook verschenen er [later] Nederlandse jachtvliegtuigen."

Ook deze informatie is door andere bronnen bevestigd en nog met belangrijke details aangevuld.
Uit het KTB van IV./AR 256 is bekend dat in Renkum twee eenheden geschut werden opgesteld. De twee zware (15 cm) batterijen van IV./AR 256 noord van de straatweg, het lichtere (10,5 cm) geschut van II./AR SS zuid daarvan.
In de groene serie is een kaartje over het gebruik van de Nederlandse artillerie op 11 mei 1940 (C.5) opgenomen waarin vermoedelijk een melding in het gevechtsverslag van Kapt G. Cornelissen (MC III-8 RI) verwerkt is met de voetnoot "Vijandelijke art[illerie] ontdekt door afgevoerde Ned[erlandse] krijgsgevangenen." Deze officier werd als krijgsgevangene uit de voorposten afgevoerd naar de Wageningse Berg. Aan het eind van zijn verslag stond:

"Alles vol Duitse troepen, infanteriegeschut en bommenwerpers [mortieren], 7 cm bij Woonwagenpark. Zware artillerie op Wageningse Berg en tussen Heelsum en Renkum."

De groene serie is een belangrijke secundaire bron. Grotendeels gebaseerd op een grondige analyse van Duitse documenten, de ontvangen gevechtsverslagen, en op inspecties van het gevechtsterrein kort na mei 1940.
De verkregen en verwerkte informatie is [naar de kennis van nu] niet altijd helemaal juist gebleken. Maar de gevechtsverslagen geven wel een goed beeld van hoe de oorlogsdagen ervaren werden. Daarom worden hier aanvullend met een selectie uit dit materiaal enkele punten belicht. Hierbij wordt (nog zonder eigen commentaar, dat volgt in paragraaf 3.9) geciteerd met bronvermelding van het geraadpleegd document. Steeds uit de collectie 409 (Gevechtsverslagen en -rapporten mei 1940) van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie. Volstaan wordt met vermelding "NIMH" en inventarisnummer. Hierbij wordt de lijn van het gevechtsverloop gevolgd. Van noord naar zuid en van oost naar west. In par. 3.3 is al een overzichtskaartje van terrein, opstellingen, en gevechtsverloop geplaatst. Bij grote verandering van focus volgt hier een detailkaartje.

Noord van de straatweg was de verdediging in handen van 3-III-8 RI, versterkt met de eerste sectie van 3-II-19 RI. Het bevel werd hier gevoerd door Elt A. de Haas, stelling in noordoostpunt (NIMH 509/013). In dit gebied was I./SSDF de tegenstander.

Bron: Kaartmateriaal www.grebbeberg.nl
"Ik heb een verdedigingsplan gemaakt hoewel de inundatie niet compleet was. Ik heb besloten ook front naar het noorden te maken langs de Slagsteeg. [..]
In de loop van de dag [10.5.40] is er wat gewerkt. Plm 15.00 uur kreeg ik een ordonnans, die mij berichtte dat de vijand in Renkum was [..]
Ik had ook om handgranaten gevraagd, maar die waren er niet. Het stuk 6 veld stond op de dijk, maar kon de weg niet bestrijken. Om 2.00 uur kreeg ik bericht dat tegen 3.00 of 3.15 uur een sterke aanval verwacht kon worden. De mensen waren zeer nerveus omdat ze niet gedekt waren en geen schootsveld hadden. [..]
Ik bevond mij bij de zuidelijke groep [..]. Plotseling zag ik vijand in het terrein ten noorden van de Ooststeeg en ten oosten van de Rijnsteeg in vrij grote aantallen. [..]
Er werd inmiddels hevig op ons gevuurd, vooral op de schietsleuf. [..]
Ik heb nog eerst artillerievuur of steun van zware mitrailleurs aangevraagd, maar dat is te laat gekomen om mij te helpen [besloten werd toen terug te trekken naar de commandopost van kapitein Zwarts]."

Zuid van 3-III-8 RI was de stelling van sergeant J.H.B. Wissink. Hij schreef (NIMH, ongenummerd):

"Mijn stelling was gelegen ten noorden van de hoofdweg Wageningen-Rhenen in het Binnenveld ten zuiden van het Nieuwe Kanaal [..]
Mijn sectie was [na die van Elt De Haas] de meest links gelegen en derhalve ook de uiterste flankdekking van de voorposten [..]. Links van mijn sectie stellingen was een dijk en daarachter het inundatiegebied. Vanwege de hoge waterstand in dit terrein waren de stellingen hier bovengronds en bestonden uit klei. Met een collega [..] had ik een dubbele groepsstelling, elk voor 1 lichte mitrailleur en 9 geweren. [..]
Het eerste contact werd met de vijand gemaakt, zodra het begon te dagen dit was dus in de morgenuren van zaterdag 11 mei. De z.g. stoottroepen van de vijand, welke uit de richting stad Wageningen, door het Binnenveld, gebruik makend van het terrein oprukten naderden onze stellingen tot op een afstand van ca. 500 m waar zij zich toen ophielden in de daar aanwezige boerderijen, schuren, kippenhokken, boomgaarden enz., om van daaruit hun aanval op onze stellingen te doen. [..]
De strijd duurde zo enige uren voort [..] totdat de commandant van een 6 veld, welke in een kazemat op de dijk links van onze stellingen met enkele soldaten had betrokken, deze dijk prijs gaf en terug trok. Hierdoor kreeg de vijand aan de overzijde (dus achter de dijk) vrij spel [..].
Inmiddels was de vijand echter de eerdergenoemde dijk genaderd en was het terugtrekken zeer gevaarlijk geworden [..].
Wij hadden ons echter voorgenomen ons niet in onze stelling over te geven en in een achter ons gelegen stelling door te vechten, dus moesten wij terugtrekken. [..]
Doordat deze stelling inmiddels ook van rechts al was ingesloten en de vijand ons op de hielen gevolgd was, was het in deze stelling met recht een gekkenhuis te noemen. Horen en zien verging je, de gehele stelling dreunde op de grond [dit was de stelling van Kapt Zwarts]."

Kapt Zwarts rapporteerde zelf (NIMH 509/011):

"Mijn vier secties waren opgesteld in opgeworpen hoogten, welke tengevolge van materiaalgebrek nog niet waren voltooid. [..] De zanddekking bedroeg slechts 80 cm. [..]
Hierbij kwam nog dat ik kort voordat het gevecht een aanvang nam het bevel kreeg een grote kudde koeien door te laten, die slechts gedeeltelijk over de sluis aan de voet van de Grebbeberg zijn afgevoerd en waarvan het resterende deel nog door de weilanden liepen waardoor de telefonische verbinding was aangelegd. Haast onnodig te zeggen dat van deze verbinding weinig is overgebleven. Het was door het artillerievuur gedurende het gevecht onmogelijk het contact met de secties te onderhouden. [..]
De inundatie, welke mijn vak noordelijk moest beschermen, bleek niet te werken, zodat de vijand door een terrein kon oprukken dat geacht werd onder water te staan.
Bij herhaling had ik aangedrongen op het opruimen van een in mijn vak gelegen proeftuin met boomgaard. Generaal Sillevis [vóór generaal Harberts bevelhebber over II LK] verbood mij zulks nadrukkelijk, omdat 20-jarige noeste arbeid niet verloren mocht gaan. [..]
De eerste linie der doorgebroken vijand was ca. 30 man sterk, daarachter volgden sterkere afdelingen. Erger was, dat vijandelijke zware mitrailleurs reeds links achter mijn commandopost waren doorgedrongen en daar in stelling gebracht. De terugtocht was afgesloten. Mijn stelling was onhoudbaar. [..]"

Zuid van de straatweg werd de verdediging door 1-III-8 RI gevoerd. Hier begon de hoofdaanval na de middag. III./SSDF trad meedogenloos op en schoot na overgave van de sectie Blom (derde sectie) nog 3 man meer. Het volgend kaartje brengt dit gebied nader in beeld.

Bron: Kaartmateriaal www.grebbeberg.nl
Sgt A.H. Reijmes, commandant van de meest rechtse groep van de rechter voorsectie, legde het volgende vast (NIMH 509/003):

"Mijn groep bestond eerst uit 1 sergeant, 1 korporaal en 11 manschappen, van vier manschappen kan ik aannemen dat zij gesneuveld zijn, hierbij was de [mitrailleur]schutter en de helper. Op een gegeven moment kwam er een geweldige flankaanval op de linkerflank, doordat de 3e compagnie van het IIIe Bataljon zich overgaf. Rechts naast mijn stelling had ik versterking van een stuk 6 veld en een zware mitrailleur, deze stukken werden met enkele vijandelijke schoten buiten gevecht gesteld, zodat mijn rechterflank vrij kwam. Ik heb toen de sergeant Roskam H.J. de opdracht gegeven om de zware mitrailleuropstelling te gaan bezetten met een lichte mitrailleur, doch deze stelling bleef onder hevig artillerievuur liggen.
Hoewel we schietsleuven in onze opstelling hadden is het gebleken dat deze absoluut geen nut hadden. Men voelt zich als een geblindeerd paard en zeker niet veilig. Ik heb mijn mannen op de linker borstweer laten liggen om de vijand onder vuur te nemen. Hierbij heeft korporaal Brouns H.J. zich bijzonder onderscheiden door geknield op de borstweer 5 Duitsers neer te schieten. Op bevel van mijn sectiecommandant, cadet vaandrig Bijlsma G.J. ben ik terug getrokken op de Grebbeberg alwaar ik mij gemeld heb, bij de kapitein Rangelrooij, alwaar wij opnieuw in een stelling zijn ingedeeld."

Elt D.H. Lindeman, waarnemend commandant 1-III-8 RI, doet verslag in de woorden (NIMH 509/004):

"De hele dag [10 mei] trokken vliegtuigen over. Een enkele keer dook er een en schoot kleine projectielen af op onze opstellingen. 's Middags kwam bericht dat vreemd uitgedoste Duitsers [in camouflagekleding, Tarnjacken] waren waargenomen bij Heelsum [..].
Vroeg in de [volgende] morgen begonnen de Duitse operaties tegen de voorposten. Op de Grebbedijk werden enkele aanvallen afgeslagen. De Duitse artillerie bestookte de 6 Veld en de zware mitrailleur-opstelling in de uiterwaarden. Tezelfder tijd deden ze een grote aanval op 3-III-8 RI, gesteund door artillerie.
Tegen 12.00 uur werd deze aanval overgebracht naar het terrein van 1-III-8 RI. Daar onze opstellingen in hoofdzaak berekend waren voor het afgeven van frontaal vuur en door de gemaakte schietsleuven het uitzicht werd belemmerd, werd de uitwerking van eigen vuur zeer beperkt.
Ook veel hinder werd ondervonden van de bomen daar de opruimingen op het laatste moment moesten plaats vinden en dus niet voldoende konden worden uitgevoerd.
Uit mijn eigen stelling heb ik flankerend laten vuren toen de Duitse troepen een aanval deden op de 3e en 4e sectie van 1-III-8 RI.
Te plm. 15.00 uur, toen de aanval op mijn eigen sectie kwam, hebben de Duitse troepen eerst mijn twee voorste groepen genomen. Daarna heb ik met mijn eigen groep geruime tijd weerstand geboden, maar toen ik dreigde omsingeld te worden, ben ik strijdende terug getrokken op de achter gelegen opstellingen, tot wij tenslotte onder vuur kwamen van de eigen troepen op de Grebbeberg. De Duitse troepen staakten hierop de achtervolging. Dit was te 17.30 uur.
Met mijn eigen groep en nog enkele andere teruggetrokken groepen ben ik toen onder hevig artillerie- en mitrailleurvuur de Rijn overgestoken bij het Opheusdense veer."

Soldaat A.H. Könning van de eerste sectie sluit hierop aan (NIMH 509/004):

"Sergeant Mulder was onze groepscommandant. Die is gesneuveld. Zaterdagmiddag [11 mei] ca. 14.00 uur zagen we de Duitsers naderen. Plm. na 10 minuten stonden zij ook met een man of 7 achter op de stelling: we hadden niet gedacht aan beveiliging van de stelling. Zij schoten in de stelling en alle aanwezigen behalve ik werden getroffen [..].
Ze hebben mij de schuilnissen laten losmaken en gooiden daar handgranaten in. De strozakken werden in brand gestoken. Ik heb me toen laten vallen en toen de Duitsers weg waren ben ik nog door de stelling gekropen, maar alle soldaten waren dood. Daarna ben ik weggelopen. De Duitsers hebben nog op me geschoten en ik ben aan de arm gewond geraakt. Ik ben naar Wageningen gegaan. Langs de Rijnoever heb ik de Blauwe Kamer [een steenfabriek] bereikt en daar vond ik de luit. Lindeman met een groepje soldaten. Daarmee ben ik de Rijn overgestoken [..]."

Sergeant-majoor-instructeur (smi) Blom vulde deze verslagen nog wat aan (NIMH 509/006):

"Mijn opstelling was aan de weg Rhenen-Wageningen. Op het laatste ogenblik (plm 17.30 uur zaterdag beklommen de Duitsers ons steunpunt en schoten vanuit de bomen. We hebben met handgranaten gegooid, maar werden later van achteren met handgranaten bestookt [door een aanvalsgroep] die we niet konden bereiken, [..]
We werden vooral van links en rechts aangevallen. V.d. Linden en Sprukkelhorst hebben de mitrailleur [toen die defect was] uit elkaar gehaald en de slagpin hersteld. Dat waren rustige flinke schutters.
De handgranaten die we hadden waren uit de oorlogsvooraad gekomen, maar ze waren halfscherp. [..] Ik had geen handgranaten no. 1 [aanvalshandgranaten]. [..]
Toen we er tenslotte uitgehaald zijn, zijn we ontwapend en werden we door 40 à 50 duitsers op een hoop gejaagd en met mitrailleurs bedreigd. We zijn toen voor hen uitgejaagd met de bajonet er achter, we moesten de steunpunten en de commandoposten onderzoeken of er nog mensen in zaten. We zijn vervolgens langs de Afweg naar de kunstweg (weg Rhenen-Wageningen) vervoerd, nadat we onze jassen hadden moeten uittrekken. [..]
Bij het uitkomen van de schuilplaats zijn 3 man neergeschoten, t.w. Migchelbrink, G. Riggeling en H.J. Alberts (de laatste leeft nog). [..]"

Kapitein G.J. Gouda, commandant 1-III-8 RI, rapporteerde over zijn eenheid (NIMH 509/003):

"Ik ben steeds commandant geweest van de rechtervoorpostencompagnie. [..]
Vrijdagnacht is er flink geschoten door Duits infanterie- en veldgeschut. Dit stond [vanaf] plm 2.00 à 3.00 uur in Wageningen achter het slachthuis en achter de drukkerij van Zomer en Keuning [Vada], later ook in de tuintjes van de nieuwe huizen. Ik heb die gezien toen ik er langs kwam als gevangene en heb er enkele stukgeschoten zien staan. [..]
Ongeveer 13.00 uur bericht dat de linkervoorcompagnie zich had overgegeven. [..] Ik weet zeker dat s.m.i. Blom (sectiecommandant 3e sectie) veel later is gevangen genomen. [..] De groep van vaandrig Bijlsma is in de stelling van luitenant Lindeman gebleven. [..]
Toen kreeg Lt Lindeman (sectiecommandant 1e sectie) de aanval, die voorste stelling is uitgemoord, behalve een gewonde soldaat, Könning. [..] De opstelling is plotseling bestormd en de overlevenden zijn in een schuilnis gestopt en verbrand of met handgranaten bestookt.
De Lt Lindeman zag met de groep uit het Pasje plm 16.00 uur de Duitsers naderen. Ze hebben nog even gevuurd en zijn toen teruggetrokken over de Rijn. [..]
Van de smi Blom  heb ik even later plm 16.30 uur bericht gekregen dat hij om 14.00 uur een witte vlag had laten halen van een stelling van vaandrig Tack (aan de Afweg bij Schut). [..]
Van het bataljon waren tenslotte nog de Bat[aljons]c[ommando]p[ost] en de groep van majoor Blom aan de Wageningse Afweg over. De smi Blom heeft zich als een leeuw verdedigd en heeft tot de laatste patroon gevochten. Hij heeft de Duitsers zware verliezen toegebracht. Hij heeft zich tenslotte om plm 17.15 uur overgegeven.
Mijn cp was rondom omsingeld door Duitsers. [..] Toen een Duitser verscheen (plm 16.45) aan de ingang zijn we naar de uitgang gegaan waar we door een lichte mitrailleur werden beschoten. Tot driemaal toe hebben we geprobeerd hieruit te komen.
De man aan de ingang riep 'Heraus'. We zijn eruit gekomen en de ingang werd bestreken door een stormtroepman met een mitrailleur die in een appelboom zat. Ze naderden door de sloten en waren niet te zien. Het zat er stikvol met Duitsers, beschilderd en besmeurd [met camouflageverf]."










Geen opmerkingen:

Een reactie posten